ECLI:NL:GHAMS:2018:3313

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 september 2018
Publicatiedatum
13 september 2018
Zaaknummer
23-004120-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake heling van een telefoon met alternatieve scenario's

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 12 september 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 8 november 2017. De verdachte, geboren in 1995, was beschuldigd van heling van een telefoon, specifiek een Iphone 5s, die hij in de periode van 31 oktober 2016 tot en met 4 november 2016 in Amsterdam voorhanden had. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank, waarin hij was veroordeeld tot een taakstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 29 augustus 2018 heeft de raadsman van de verdachte vrijspraak bepleit, stellende dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was. Hij voerde aan dat de verdachte een alternatief scenario had geschetst dat niet door de bewijsmiddelen werd weerlegd. Het hof heeft echter de verklaring van de verdachte als onaannemelijk terzijde gesteld, omdat deze niet onderbouwd was en niet verifieerbaar. De verdachte had verklaard dat hij een nieuwe telefoon met abonnement had gekocht en de simkaart aan een vriend had gegeven, maar het hof vond deze verklaring niet geloofwaardig.

Het hof concludeerde dat de verdachte wist dat de telefoon door misdrijf was verkregen, aangezien het telefoonnummer dat op zijn naam stond, in de gestolen telefoon zat. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een taakstraf van 30 uren, met de mogelijkheid van 15 dagen hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren werd verricht. De beslissing is gebaseerd op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan, evenals de persoon van de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004120-17
datum uitspraak: 12 september 2018
TEGENSPRAAK (bepaaldelijk gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 8 november 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-659075-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1995,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
29 augustus 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het
Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 31 oktober 2016 tot en met 4 november 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een goed, te weten een (zwarte) telefoon (type: Iphone 5s), in elk geval enig goed, heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof een andere bewijsconstructie hanteert.

Bespreking van een verweer

De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. Hij heeft daartoe primair aangevoerd dat de verdachte een alternatief, verifieerbaar scenario heeft geschetst dat niet door de voorhanden zijnde bewijsmiddelen wordt weerlegd. Subsidiair heeft de raadsman betoogd dat niet kan worden bewezen
dat de verdachte de gestolen telefoon voorhanden heeft gehad, omdat de telefoon noch de betreffende simkaart bij de verdachte zijn aangetroffen.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
De verdachte heeft verklaard dat hij een nieuwe telefoon met abonnement had gekocht en dat hij de simkaart daarvan aan een vriend - ene [naam] - had gegeven. De nieuwe telefoon had hij verkocht. [naam] zou de verdachte maandelijks gaan betalen voor het gebruik van de simkaart, maar dat heeft
hij niet gedaan.
Het hof hecht geen geloof aan deze verklaring, aangezien deze op geen enkele wijze is onderbouwd
en (daardoor) niet verifieerbaar is, terwijl het op de weg van de verdachte - als partij bij het contract -
had gelegen aan te tonen dat hij een telefoonabonnement had afgesloten. Dit geldt temeer omdat de verdachte, afgezien van een gedateerd telefoonnummer, geen enkel identificerend gegeven omtrent “[naam]” heeft verstrekt en evenmin concrete informatie aan de hand waarvan die [naam] kon worden gevonden, terwijl dit zonder meer in de rede had gelegen in de situatie dat hij daadwerkelijk een simkaart had gegeven aan een vriend bij wie hij naar eigen zeggen over de vloer kwam en die hem ook nog geld schuldig was. Gelet hierop stelt het hof de verklaring van de verdachte als onaannemelijk terzijde.
In aanmerking genomen dat het telefoonnummer dat op naam van de verdachte stond een dag na de diefstal, namelijk vanaf 31 oktober 2016 te 11:11 uur, in de gestolen telefoon zat en dat de verdachte bevriend was met een van de verdachten van de diefstal, acht het hof het door de verdachte geschetste alternatieve scenario niet aannemelijk geworden. Dit leidt tot de conclusie dat de verdachte degene is geweest die zijn simkaart in de betreffende telefoon heeft gedaan en de telefoon daarmee voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen daarvan wist dat de telefoon door misdrijf was verkregen. Het verweer wordt verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 31 oktober 2016 tot en met 4 november 2016 te Amsterdam, een goed,
te weten een telefoon (type: Iphone 5s), voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzetheling.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan heling van een telefoon, waarbij hij wist dat deze telefoon van diefstal afkomstig was. De verdachte heeft geprofiteerd van de diefstal en door zijn gedrag bevorderd dat dergelijke goederen worden gestolen. Dat leidt tot schade en overlast voor rechthebbenden.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. S. Clement, mr. N.A. Schimmel en mr. P. Volker, in tegenwoordigheid van mr. M. Gieske, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 12 september 2018.
Mr. P. Volker is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[…]