Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
mr. Koek voornoemd;
3.De feiten
.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 30 januari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de gezamenlijke uitoefening van het gezag over twee minderjarige kinderen, geboren uit de relatie van de vrouw en de man. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, heeft in eerste aanleg verzocht om gezamenlijk gezag, maar heeft in hoger beroep de bestreden beschikking van de rechtbank Amsterdam van 18 januari 2017, waarin gezamenlijk gezag werd bepaald, aangevochten. De man, verweerder in hoger beroep, heeft verzocht de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 11 december 2017 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De vrouw betoogde dat gezamenlijk gezag niet in het belang van de kinderen is, omdat dit zou leiden tot conflicten tussen de ouders. De man daarentegen stelde dat gezamenlijk gezag in het belang van de kinderen is en dat hij een betrokken rol in hun leven speelt. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd de bestreden beschikking te bekrachtigen.
Het hof heeft overwogen dat gezamenlijk gezag het uitgangspunt is volgens de wetgever en dat er geen onaanvaardbaar risico is dat de kinderen klem of verloren raken tussen hun ouders. Het hof heeft vastgesteld dat partijen in staat zijn om beslissingen van belang over de kinderen gezamenlijk te nemen en dat de communicatie tussen hen, hoewel soms moeizaam, voldoende is om gezamenlijk gezag uit te oefenen. Het hof heeft de bestreden beschikking ten aanzien van het gezag bekrachtigd, maar de zorgregeling aangepast, zodat de man de kinderen bij de vrouw zal ophalen en weer terugbrengen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.