ECLI:NL:GHAMS:2018:3304

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 juli 2018
Publicatiedatum
12 september 2018
Zaaknummer
23-000838-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal met valse sleutels en vordering benadeelde partij

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1978, werd beschuldigd van diefstal waarbij hij valse sleutels gebruikte om toegang te krijgen tot geldautomaten en betaalautomaten. De tenlastelegging omvatte twee periodes van diefstal in 2016, waarbij in totaal bedragen van €2407,95 en €1527,28 werden weggenomen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten en heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden, waarvan de uitvoering voorwaardelijk werd opgelegd, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding eiste voor materiële schade, toegewezen tot een bedrag van €2959,47, vermeerderd met wettelijke rente. Het hof heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf afgewezen, omdat de verdachte zich voor aanvang van de proeftijd aan de strafbare feiten had schuldig gemaakt. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de gevolgen voor de benadeelde partij, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verslaving en geestelijke gezondheidsproblemen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000838-17
datum uitspraak: 17 juli 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 16 februari 2017 in de strafzaak onder de parketnummers 15-230367-16 en 15-147089-16 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 3 juli 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank en in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijzigingen is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1:
hij op één of meer tijdstip(pen) in de periode van 14 tot en met 19 augustus 2016 te Hoorn, althans in Nederland (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (in/uit één of meer geldautomaten en/of een of meer betaalautomaten in Hoorn althans in Nederland) heeft weggenomen een hoeveelheid geld (te weten een bedrag van 2407,95 Euro), in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen/geld onder zijn/haar bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel door (telkens) door middel van een onrechtmatig verkregen, althans onbevoegd gebruikte, althans gestolen bank/pinpas (te weten van de ABN/Amro met rekeningnummer [nummer 1] ) met bijbehorende pincode;
2:
hij op één of meer tijdstip(pen) in de periode van 24 september tot en met 10 oktober 2016 te Hoorn althans in Nederland (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (in/uit één of meer geldautomaten en/of één of meer betaalautomaten en/of (meermalen) heeft betaald bij een tankstation te weten de [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] en/of [bedrijf 4] en/of (meermalen) een dienst heeft afgenomen bij een online casino [bedrijf 5] ) heeft weggenomen een hoeveelheid geld (te weten een bedrag van 1527,28 Euro en/of een bedrag van
€ 1253,16 Euro), in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen/geld onder zijn/haar bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel (telkens) door middel van een onrechtmatig verkregen, althans onbevoegd gebruikte, creditcard (te weten: Visa met rekeningnummer [nummer] ) en/of bankpas (te weten ABN/Amro met rekeningnummer [nummer 1] ) met bijbehorende pincode(s).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof recht doet op de grondslag van een in hoger beroep gewijzigde tenlastelegging en tot andere beslissingen ten aanzien van de strafoplegging,
de vordering van de benadeelde partij en de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf komt dan de rechtbank.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij in de periode van 14 tot en met 19 augustus 2016 in Nederland telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit geldautomaten en betaalautomaten in Nederland heeft weggenomen
een hoeveelheid geld, te weten een bedrag van 2407,95 Euro, toebehorende aan [slachtoffer] , waarbij verdachte dat weg te nemen geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
2:
hij in de periode van 24 september tot en met 10 oktober 2016 in Nederland telkens met het oogmerk
van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen uit geldautomaten en betaalautomaten en door meermalen te betalen bij een tankstation, te weten [bedrijf 1] en [bedrijf 2] en [bedrijf 3] en [bedrijf 4] en door meermalen een dienst af te nemen bij een online casino
[bedrijf 5] , een hoeveelheid geld, te weten een bedrag van 1527,28 Euro en een bedrag van
1253,16 Euro, toebehorende aan [slachtoffer] , waarbij verdachte dat weg te nemen geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 en 2 bewezen verklaarde levert op:
telkens: diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie (3) maanden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg is opgelegd.
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de strafoplegging het hof verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en aan hem een voorwaardelijke gevangenisstraf of een taakstraf op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich in een periode van ongeveer twee maanden meermalen schuldig gemaakt aan diefstal. Daarbij heeft hij twee bankpassen en een creditcard van de aangeefster, die hij naar eigen zeggen goed kende en hem meermalen in moeilijke periodes in zijn leven behulpzaam is geweest, weggenomen. Vervolgens heeft de verdachte met deze passen bij een pinautomaat geldbedragen opgenomen, betaald bij tankstations en diensten afgenomen bij een online casino. De verdachte heeft daarbij klaarblijkelijk enkel gehandeld met het oog op eigen financieel gewin en zich niet bekommerd om de gevolgen van zijn handelen voor de aangeefster. Met zijn handelwijze heeft hij niet alleen overlast en materiële schade voor haar veroorzaakt, maar tevens het vertrouwen van de aangeefster in hem geschaad.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 26 juni 2018 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld, hetgeen het hof in zijn nadeel weegt.
Ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat de verdachte ten tijde van de door hem gepleegde strafbare feiten verslaafd was aan harddrugs en dat hij lijdt aan een bipolaire stoornis. De verdachte heeft verklaard dat hij sinds december 2017 clean is en medicatie krijgt waardoor hij minder behoefte heeft om drugs te gebruiken. De verdachte wordt voor zijn geestelijke problemen begeleid door GGZ, woont weer bij zijn ouders en heeft contact met het UWV.
Het hof acht, alles afwegende en met name gelet op de ernst van de feiten, een gevangenisstraf van na
te melden duur passend en geboden. In de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals deze
ter terechtzitting zijn aangevoerd, ziet het hof aanleiding de gevangenisstraf geheel voorwaardelijk op te leggen. Met deze voorwaardelijke gevangenisstraf wordt enerzijds de ernst van de feiten tot uitdrukking gebracht, terwijl deze er anderzijds toe strekt de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst dergelijke feiten opnieuw te plegen.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedroeg € 4.041,76 aan materiële schade. De vordering is ter terechtzitting
in eerste aanleg verhoogd met een bedrag van € 1.253,16. De vordering tot schadevergoeding bedraagt thans € 5.294,92 aan materiële schade. De benadeelde partij heeft daarnaast € 6,60 aan proceskosten gevorderd.
De vordering tot schadevergoeding en de proceskosten zijn bij vonnis waarvan beroep geheel toegewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen, omdat de verdachte de schade reeds heeft vergoed. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft de raadsvrouw stukken overgelegd.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden toegewezen, omdat uit de door de raadsvrouw overgelegde stukken niet blijkt dat de bedragen aan de benadeelde partij zijn overgemaakt ter vergoeding van de door de verdachte gepleegde feiten geleden schade.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg
van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden
ter hoogte van € 5.294,92. De verdachte is in zoverre tot vergoeding van die schade gehouden. Vervolgens is de vraag aan de orde of, en zo ja welk deel van de schade door de verdachte reeds is vergoed.
Uit de door de raadsvrouw overgelegde stukken blijkt – voor zover onderbouwd – dat door de verdachte meerdere bedragen met een totaal van € 2.335,45 aan de benadeelde partij zijn overgemaakt. De verdediging heeft gesteld dat deze bedragen zijn overgemaakt ter vergoeding van de door de verdachte veroorzaakte schade. De benadeelde partij, die van haar recht ter terechtzitting aanwezig te zijn geen gebruik heeft gemaakt, heeft deze stelling niet betwist. Het hof gaat er daarom vanuit dat de schade deels, voor een bedrag van € 2.335,45, reeds door de verdachte is vergoed. Het hof is daarom van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij tot dat bedrag moet worden afgewezen.
Gelet op het vorenstaande resteert een bedrag van € 2.959,47 aan schade. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
De gevorderde proceskosten zijn van de zijde van de verdachte niet weersproken. Het hof zal overeenkomstig de vordering van de benadeelde partij beslissen en de proceskosten aan de zijde van de benadeelde partij toewijzen tot het bedrag van € 6,60.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar van 29 september 2016, met parketnummer 15-147089-16, opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden.
Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde. De advocaat-generaal en de raadsvrouw hebben zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen omdat onderhavige strafbare feiten voor het ingaan van de proeftijd zijn gepleegd.
Het hof stelt vast dat de verdachte zich voor aanvang van de proeftijd aan onderhavige strafbare feiten heeft schuldig gemaakt. Het hof zal daarom de vordering tot tenuitvoerlegging afwijzen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 2.959,47 (tweeduizend negenhonderdnegen-envijftig euro en zevenenveertig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering voor het overige af.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
6,60 (zes euro en zestig cent).
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd
[slachtoffer] , ter zake van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 2.959,47 (tweeduizend negenhonderdnegenenvijftig euro en zevenenveertig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
39 (negenendertig) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 10 oktober 2016.
Wijst af de
vordering tot tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar van 29 september 2016, met parketnummer 15-147089-16 opgelegde voorwaardelijke straf.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.E. Kleene-Krom, mr. S. Clement en mr. M.L.M. van der Voet, in tegenwoordigheid van mr. F. van den Brink, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
17 juli 2018.
[…]
.