ECLI:NL:GHAMS:2018:3303

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 juli 2018
Publicatiedatum
12 september 2018
Zaaknummer
23-003665-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep van mishandeling met onvoldoende bewijs

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van mishandeling van de aangever op 14 april 2017 te Amsterdam. De tenlastelegging hield in dat de verdachte de aangever met een houten frame en met zijn vuisten zou hebben geslagen. Tijdens de zitting in hoger beroep op 3 juli 2018 heeft het hof de verklaringen van de betrokken partijen en getuigen beoordeeld. De aangever verklaarde dat de verdachte hem had aangesproken en vervolgens had geslagen, terwijl de verdachte ontkende deze handelingen te hebben verricht en stelde dat hij zelf was geduwd door de aangever. Het hof constateerde dat er geen objectief bewijs was dat de mishandeling had plaatsgevonden, aangezien geen getuigen het incident hadden gezien en de beschikbare foto’s van het letsel beide versies ondersteunden. Hierdoor kon het hof niet wettig en overtuigend vaststellen dat de verdachte schuldig was aan de tenlastegelegde feiten. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en sprak de verdachte vrij van de beschuldigingen. Tevens werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan de mishandeling.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003665-17
datum uitspraak: 17 juli 2018
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van
de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 17 oktober 2017 in de strafzaak onder parketnummer
13-071058-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedatum] 1982,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 3 juli 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 14 april 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] een of meermalen met kracht - al dan niet met een houten frame,
althans een dergelijk hard voorwerp - tegen hoofd en/of lichaam te slaan en/of te stompen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden
veroordeeld tot een geldboete van € 400,00 te vervangen door 8 dagen hechtenis en een
voorwaardelijke gevangenisstraf van een (1) week met een proeftijd van twee (2) jaren.

Vrijspraak

Aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat de verdachte op 14 april 2017 op de gezamenlijke galerij
(het hof begrijpt: van het appartementencomplex waar hij en de verdachte woonden) hem de woorden toeschreeuwde “Door jou heb ik problemen gekregen.”, waarna aangever van de verdachte wegliep. Vervolgens liep de verdachte achter aangever aan, pakte een houten frame van de grond en sloeg
aangever met dit houten frame en daarna met zijn vuisten. De verdachte heeft ontkend dat hij heeft geslagen en stelt door de aangever van een trap en tegen een ruit te zijn geduwd. Geen van de door de politie gehoorde getuigen heeft het incident gezien. De in het dossier bevindende foto’s van het letsel
van de aangever en van de verdachte passen bij beide versies van het incident. Nu ander objectief bewijsmateriaal ontbreekt kan het hof onvoldoende vaststellen wat feitelijk is voorgevallen.
Daarom acht het hof niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd,
zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 489,94, bestaande uit € 139,94 aan materiële schade en € 350,00
aan immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van
€ 350,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.E. Kleene-Krom, mr. S. Clement en mr. M.L.M. van der Voet, in tegenwoordigheid van mr. F. van den Brink, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
17 juli 2018.
[…]