ECLI:NL:GHAMS:2018:3302
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in hoger beroep voor winkeldiefstal na onvoldoende bewijs van opzet
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Santiago, Chili in 1985, was beschuldigd van winkeldiefstal bij een Albert Heijn filiaal in Amsterdam op 27 mei 2017. De tenlastelegging hield in dat de verdachte met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening levensmiddelen en toiletartikelen had weggenomen die toebehoorden aan de winkel. Tijdens de zitting in hoger beroep op 3 juli 2018 heeft de advocaat-generaal een voorwaardelijke geldboete van € 200,00 geëist, met vervangende hechtenis en een proeftijd van twee jaar.
Het hof heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De beveiliger van de winkel had verklaard dat hij had gezien dat de verdachte goederen in zijn tas had gestopt, maar de verdachte zelf verklaarde dat hij niet de intentie had om te stelen. Hij gaf aan dat hij was afgeleid en vergat dat er nog goederen in zijn tas zaten. Het hof vond dat er geen ander bewijs was dat de verklaring van de beveiliger ondersteunde, en concludeerde dat het opzet van de verdachte niet wettig en overtuigend bewezen kon worden.
Daarom heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Tevens werd de eerder uitgevaardigde strafbeschikking van 28 mei 2017 vernietigd. Deze uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs voor een veroordeling in strafzaken.