ECLI:NL:GHAMS:2018:3302

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 juli 2018
Publicatiedatum
12 september 2018
Zaaknummer
23-004112-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep voor winkeldiefstal na onvoldoende bewijs van opzet

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Santiago, Chili in 1985, was beschuldigd van winkeldiefstal bij een Albert Heijn filiaal in Amsterdam op 27 mei 2017. De tenlastelegging hield in dat de verdachte met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening levensmiddelen en toiletartikelen had weggenomen die toebehoorden aan de winkel. Tijdens de zitting in hoger beroep op 3 juli 2018 heeft de advocaat-generaal een voorwaardelijke geldboete van € 200,00 geëist, met vervangende hechtenis en een proeftijd van twee jaar.

Het hof heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De beveiliger van de winkel had verklaard dat hij had gezien dat de verdachte goederen in zijn tas had gestopt, maar de verdachte zelf verklaarde dat hij niet de intentie had om te stelen. Hij gaf aan dat hij was afgeleid en vergat dat er nog goederen in zijn tas zaten. Het hof vond dat er geen ander bewijs was dat de verklaring van de beveiliger ondersteunde, en concludeerde dat het opzet van de verdachte niet wettig en overtuigend bewezen kon worden.

Daarom heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Tevens werd de eerder uitgevaardigde strafbeschikking van 28 mei 2017 vernietigd. Deze uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs voor een veroordeling in strafzaken.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004112-17
datum uitspraak: 17 juli 2018
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van
de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 7 november 2017 in de strafzaak onder parketnummer
13-095424-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Santiago, Chili) op [geboortedatum] 1985,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 3 juli 2018.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 27 mei 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meer levensmiddelen en/of een of meer toiletartikelen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het winkelbedrijf
Albert Heijn, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 200,00 te vervangen door vier (4) dagen hechtenis, met een proeftijd van twee (2) jaren.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
In het landelijk aangifteformulier van 27 mei 2017 van Albert Heijn, filiaal [plaats]
te Amsterdam beschrijft de beveiliger van de winkel dat hij heeft gezien dat de verdachte vanuit het winkelmandje goederen in zijn tas heeft gedaan. Bij de kassa heeft de verdachte de tas op de grond gezet en alleen de in het winkelmandje achtergebleven goederen afgerekend. De verdachte erkent dat hij de goederen in zijn tas niet heeft afgerekend. Volgens de verdachte heeft hij vanuit het winkelmandje goederen in zijn tas gedaan omdat het mandje overvol was, heeft hij bij de kassa zijn tas aan het einde van de band gezet en de goederen uit het winkelmandje op de band gelegd. Hij was niet van plan de goederen in zijn tas te stelen, maar werd om meerdere redenen afgeleid tijdens het op de band leggen
van de goederen waardoor hij vervolgens is vergeten dat er nog goederen in zijn tas zaten.
Gelet op het ontbreken van enig ander bewijs dat steun biedt voor de verklaring van de beveiliger
over de gang van zaken, en de stellige ontkenning van de verdachte heeft het hof niet de overtuiging bekomen dat de verdachte het oogmerk had zich de goederen wederrechtelijk toe te eigenen.
Het hof zal de verdachte daarom vrijspreken van het ten laste gelegde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking van 28 mei 2017 onder CJIB nummer [aanslagnummer].
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L.M. van der Voet, mr. S. Clement en mr. A.E. Kleene-Krom, in tegenwoordigheid van mr. F. van den Brink, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
17 juli 2018.
[…]
.