ECLI:NL:GHAMS:2018:3301

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 juli 2018
Publicatiedatum
12 september 2018
Zaaknummer
23-003855-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake bezit van verdovende middelen met veroordeling tot gevangenisstraf en taakstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren op 22 maart 1978, was aangeklaagd voor het opzettelijk aanwezig hebben van verschillende verdovende middelen, waaronder cocaïne, MDMA, 2C-B, metamfetamine en amfetamine, op 16 september 2016 te Amsterdam. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat het hof recht doet op basis van een in hoger beroep gewijzigde tenlastelegging. De verdachte werd schuldig bevonden aan het opzettelijk aanwezig hebben van de genoemde verdovende middelen, terwijl andere tenlasteleggingen niet bewezen werden verklaard.

De strafbaarheid van de verdachte werd niet uitgesloten, en het hof oordeelde dat het bewezen verklaarde strafbaar is op grond van artikel 2 onder C van de Opiumwet. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een gevangenisstraf van vijf maanden geëist, terwijl de raadsvrouw pleitte voor een taakstraf. Het hof heeft uiteindelijk besloten om een gevangenisstraf van vijf maanden op te leggen, waarvan de uitvoering voorwaardelijk is, en daarnaast een taakstraf van honderd uren.

Het hof heeft ook beslissingen genomen ten aanzien van het beslag, waarbij bepaalde in beslag genomen voorwerpen verbeurd zijn verklaard en andere aan de verdachte zijn teruggegeven. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact van drugshandel op de volksgezondheid en de samenleving.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003855-17
datum uitspraak: 17 juli 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het
vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 24 oktober 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-191939-16 tegen
[verdachte ],
geboren te [geboorteplaats] op 22 maart 1978,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 3 juli 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 16 september 2016 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 28,66 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
- ongeveer 19,7 gram en 378 tabletten, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
- ongeveer 127 tabletten, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende 2C-B zijnde 2C-B een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
- ongeveer 3,83 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende metamfetamine zijnde metamfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
- ongeveer 12,1 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof recht doet op de grondslag van een
in hoger beroep gewijzigde tenlastelegging.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan,
met dien verstande dat:
hij op 16 september 2016 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 28,66 gram van een materiaal bevattende cocaïne;
- ongeveer 19,7 gram en 378 tabletten van een materiaal bevattende MDMA;
- ongeveer 127 tabletten van een materiaal bevattende 2C-B;
- ongeveer 3,83 gram van een materiaal bevattende metamfetamine;
- ongeveer 12,1 gram van een materiaal bevattende amfetamine.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep
in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straffen
De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes (6) maanden met aftrek van voorarrest, waarvan drie (3) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van een jaar.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf (5) maanden met aftrek van voorarrest.
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de strafoplegging het hof verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en aan hem een taakstraf op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne, metamfetamine, amfetamine, MDMA en een aanzienlijke hoeveelheid MDMA- en 2C-B tabletten.
De verdachte heeft verklaard dat de harddrugs bestemd waren voor de verkoop.
Handel in harddrugs – en als afgeleide het gebruik ervan – betekent een ernstige bedreiging van de volksgezondheid, brengt onrust voor de samenleving met zich mee, leidt veelal, direct en indirect,
tot diverse vormen van criminaliteit en is maatschappelijk gezien niet aanvaardbaar.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 26 juni 2018 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld voor Opiumwet feiten, hetgeen in zijn nadeel meeweegt.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf en een taakstraf van na te melden duur passend
en geboden. In de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals deze ter terechtzitting zijn aangevoerd, ziet het hof aanleiding de gevangenisstraf geheel voorwaardelijk op te leggen.
Met de voorwaardelijke gevangenisstraf wordt enerzijds de ernst van het feit tot uitdrukking gebracht,
terwijl deze er anderzijds toe strekt de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst een dergelijk feit
opnieuw te plegen.
In hetgeen hiervoor is overwogen ligt besloten dat het hof, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, niet zal volstaan met oplegging van enkel een taakstraf, zoals bepleit door de raadsvrouw.

Beslissingen ten aanzien van het beslag

Verbeurdverklaring
Het ten laste gelegde en bewezen verklaarde is begaan met behulp van de op de beslaglijst onder 3 (telefoon) en 5 (verpakkingsmateriaal) te noemen in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen. Zij behoren de verdachte toe. Zij zullen daarom worden verbeurd verklaard.
Teruggave aan de verdachte
Het hof zal de teruggave aan de verdachte gelasten van de op de beslaglijst onder 2 genoemde tas en het onder 4 genoemde etui.
Bewaring ten behoeve van de rechthebbende
Het op de beslaglijst onder 1 genoemde geldbedrag (470 euro) is onder de verdachte in beslag genomen en nog niet terug gegeven. De verdediging heeft het hof verzocht het geld aan de verdachte (terug) te geven.
Nu de verdachte ter terechtzitting echter heeft verklaard dat het geld dat in het etui is aangetroffen niet van hem is en uit het proces-verbaal van bevindingen van 16 september 2016 (pagina 6) blijkt dat het in beslag genomen geldbedrag in het etui zat, ziet het hof geen aanleiding dit geldbedrag aan de verdachte terug te geven.
Het hof zal, gelet op het vorenstaande, de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten van het onder 1 genoemde geldbedrag.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a en 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
3. 1 STK Telefoontoestel
Omschrijving: 5254157
Blackberry Curve
5. 40 STK Verpakkingsmateriaal
Omschrijving: 5254134 Sealbags.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
2. STK Tas
Omschrijving: 5254137.
Heuptas Eastpak
4. 1 STK Etui
Omschrijving: 5254138.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1. 470 euro
Omschrijving: 5254111.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L.M. van der Voet, mr. S. Clement en mr. A.E. Kleene-Krom, in tegenwoordigheid van mr. F. van den Brink, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
17 juli 2018.
[…]
.