Uitspraak
mr. S.J.B. Drijber, kantoorhoudende te Velp,
mr. M.W.E. Eversen
mr. R.A. Marres, beiden kantoorhoudende te Amsterdam,
[B],
mr. S. Mol, kantoorhoudende te Utrecht,
mr. B.J.M.P. Cremers, kantoorhoudende te Breda)
mr. M.W.E. Eversen
mr. R.A. Marres, beiden kantoorhoudende te Amsterdam,
mr. M.W.E. Eversen
mr. R.A. Marres, beiden kantoorhoudende te Amsterdam,
[B],
mr. S. Mol, kantoorhoudende te Utrecht,
mr. B.J.M.P. Cremers, kantoorhoudende te Breda)
mr. S.J.B. Drijber, kantoorhoudende te Velp.
1.Het verloop van het geding
2.De feiten
“(…)[Vrijheid Apeldoorn]
tot de betaling van aflossingen niet eerder (…) gehouden dan het moment waarop[de Ondernemingskamer begrijpt: [A] , zie hierna 4.7]
en[Diemsche Beuck]
ieder 50% van het geplaatst aandelenkapitaal bezitten in[Loda Holding]
. De (restant) hoofdsom is niet eerder opeisbaar dan voornoemd moment.”
gewenst dan wel op grond van de wet vereist, zal[Vrijheid Apeldoorn]
op eerste afroep van[Loda Holding]
meewerken aan het vestigen van het pandrecht bij notariële akte of op eventuele andere, bij wet vereiste wijze. Het pandrecht op de aandelen in [I] zal zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen drie maanden na ondertekening van deze overeenkomst worden gevestigd bij notariële akte. Daartoe verleent[Vrijheid Apeldoorn]
aan[Loda Holding]
hierbij een onherroepelijke volmacht.”
fifty-fifty-basis toerekenen aan [A] en Diemsche Beuck.
“Graag verneem ik jouw reactie inzake voornoemde aktiepunten.”
conform opdracht ANL”.
3.Het onderzoek en de inhoud van het verslag
- i) Het nalaten door Loda Holding van het vestigen van het in de Overeenkomst van geldlening bedongen pandrecht op de aandelen van Vrijheid Apeldoorn in [I] . Door het pandrecht niet te vestigen, heeft het er de schijn van dat [B] zijn persoonlijk belang laat prevaleren boven het belang van Loda Holding dat hij als bestuurder van die vennootschap heeft te dienen;
- ii) Het vanaf 2012 nalaten door het bestuur van Loda Holding een algemene vergadering van aandeelhouders bijeen te roepen waardoor de jaarrekeningen van 2013 en 2014 niet zijn vastgesteld, terwijl Diemsche Beuck en Locotax door het niet voldoen aan de statutaire kwaliteitseis niet op eigen initiatief een algemene vergadering bijeen konden roepen en hun door het uitblijven van een algemene vergadering van aandeelhouders de mogelijkheid werd ontnomen om het hun als aandeelhouders toekomende stemrecht als bedoeld in artikel 3A lid 4, laatste volzin van de statuten tot wijziging of schrapping van artikel 3A van de statuten uit te oefenen.
Achtergrondschets” van het verslag heeft de onderzoeker onder meer het volgende opgenomen:
en Diemsche Beuck ieder 50% van het aandelenkapitaal van Loda Holding bezitten en dat de restant hoofdsom niet eerder opeisbaar is dan voornoemd moment. Wat de achtergrond van deze bepaling is, is de Onderzoeker niet bekend. Een mogelijke verklaring zou kunnen zijn dat dit te maken heeft met het gegeven dat er destijds een geschil met de derde aandeelhouder [H] liep en dat de andere aandeelhouders op deze wijze wilden voorkomen dat [H] aanspraak zou kunnen maken op de vordering. (…) Omdat [B] en zijn zoon ook de uiteindelijke belanghebbenden zijn voor zover het [I] en Vrijheid Apeldoorn betreft, lijkt het erop dat [B] een transactie (overdracht aandelen en Geldleningsovereenkomst) is aangegaan die sterk benadelend is voor Loda Holding en haar overige twee aandeelhouders. In ieder geval is hier sprake van evident tegenstrijdige belangen (…) Het aangaan van deze transactie in 2011 valt echter buiten het bereik van de onderzoeksopdracht (vanaf 1 januari 2013).
Bevindingen” onder meer het volgende verwoord:
was er feitelijk al geen onderneming meer bij Loda Holding. Waar Loda Holding tot ongeveer halverwege 2011 nog een holdingvennootschap was, was zij nadat de dochtervennootschappen overgedragen waren niet meer dan een vrijwel lege vennootschap met alleen nog een vordering en schulden. Voor wat betreft het bestuur van Loda Holding in de onderzoeksperiode kan dan ook gesteld worden dat dit bestuur erop gericht diende te zijn om tot een correcte en nette afwikkeling van de vennootschap te komen. (…)
zijn eigen persoonlijke belangen binnen de onderzoeksperiode maar ook daaraan voorafgaand voorop heeft gesteld. Uit niets blijkt dat [B] zich ten behoeve van Loda Holding heeft ingezet om de vordering op Vrijheid Apeldoorn betaald te krijgen zodat Loda Holding vereffend kan worden. Sterker nog, door ervoor te zorgen dat het uitsluitend in zijn macht ligt of de lening opeisbaar wordt en te voorkomen dat Loda Holding enig zekerheidsrecht tot terugbetaling heeft, lijkt hij zich juist te hebben ingezet om te voorkomen dat het geld naar Loda Holding zal vloeien. Dat [B] de algemene vergadering van aandeelhouders ook nimmer bij zijn beslissingen heeft betrokken, ondanks dat evident sprake was van tegenstrijdige belangen, is daarbij ook tekenend. Onderzoeker kan zich goed voorstellen dat de andere aandeelhouders er niet op vertrouwen dat indien de geschillen binnen [I] zijn beslecht de vordering op Vrijheid Apeldoorn alsnog zal worden voldaan. [B] heeft aan Onderzoeker laten weten dat de kans groot is dat door de gang van zaken bij [I] en de geschillen tussen de aandeelhouders van [I] er geen gelden in Vrijheid Apeldoorn zullen vloeien en Vrijheid Apeldoorn dus niet zal kunnen aflossen aan Loda Holding. Per saldo is daardoor een situatie ontstaan dat Loda Holding de aandelen van de Dochtervennootschappen heeft verkocht zonder een koopsom te hebben of te zullen ontvangen.”
4.De verdere beoordeling
fee ANL inz extra resultaat verkoop goodwill” van € 323.542 en managementfee over 2008 en 2009 van € 60.000 per jaar. De juistheid van deze afboekingen wordt betwist door Loda Holding.
[A]– en dus niet Vrijheid Apeldoorn (‘Schuldenaar’), zoals ten onrechte in de overeenkomst staat – ieder 50% van de aandelen in Loda Holding houden. [B] heeft ook daarmee zijn persoonlijk belang bij het niet incasseren van de vordering op Vrijheid Apeldoorn laten prevaleren boven het evidente belang van Loda Holding bij incasso van haar vordering. Ook het feit dat er geen rente werd betaald – het werd enkel bij de hoofdsom bijgeboekt – had voor het bestuur van Loda Holding aanleiding moeten zijn daarmee niet in te stemmen, mede gelet op het bepaalde in artikel 5 van de Overeenkomst van geldlening, waaruit volgt dat de hoofdsom van de lening terstond opeisbaar is indien Vrijheid Apeldoorn niet voldoet aan haar verplichting tot jaarlijkse betaling van de verschuldigde rente (artikel 2 van de Overeenkomst van geldlening). Als enig bestuurder van Loda Holding heeft [B] de belangen van Loda Holding ten onrechte achtergesteld bij zijn eigen belangen zonder daarbij de vergadering van aandeelhouders te betrekken, die in situaties van tegenstrijdig belang van de bestuurder volgens de statuten bevoegd is iemand aan te wijzen om te besluiten.