Op 4 september 2018 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 4 december 2017 was gewezen. De verdachte, geboren in 1967, was beschuldigd van diefstal van een broek ter waarde van € 300,- van de H&M in Amsterdam. De tenlastelegging betrof het feit dat de verdachte op of omstreeks 1 september 2017, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, de broek had weggenomen. Tijdens de zitting op 21 augustus 2018 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de broek zonder te betalen had meegenomen en dat er voldoende bewijs was om de diefstal te bewijzen. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 300,- of subsidiair 6 dagen hechtenis. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor vergelijkbare feiten. De beslissing is genomen op basis van de artikelen 23, 24, 24c, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.