ECLI:NL:GHAMS:2018:3217

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 september 2018
Publicatiedatum
4 september 2018
Zaaknummer
23-003244-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis met uitzondering van straf in hoger beroep tegen winkeldiefstal

Op 4 september 2018 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 12 september 2017 was gewezen. De zaak betreft een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan winkeldiefstal en het overtreden van een eerder opgelegd verbod voor hetzelfde winkelbedrijf. De verdachte, geboren in 1972, heeft een strafblad met eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten. Tijdens de zitting op 21 augustus 2018 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de raadsman gehoord. Het hof bevestigde het vonnis van de politierechter, behalve ten aanzien van de straf. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 dagen, maar het hof legde een gevangenisstraf van 17 dagen op, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak en de persoon van de verdachte. Het hof oordeelde dat de ernst van de feiten en de herhaling van strafbare feiten een zwaardere straf rechtvaardigen. Daarnaast werd de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 3 dagen gelast, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd opnieuw schuldig had gemaakt aan een strafbaar feit. Het hof heeft de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering gebracht op de opgelegde straf. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof, waarbij mr. A.E. Kleene-Krom niet in staat was om het arrest mede te ondertekenen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003244-17
datum uitspraak: 4 september 2018
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 12 september 2017 in de strafzaak onder de parketnummers 13-702437-17 en 13-702264-17 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te (land onbekend) op [geboortedatum] 1972,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
21 augustus 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de straf. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 dagen met aftrek van het voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof ook ten aanzien van de strafoplegging het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
De raadsman heeft verzocht een straf op te leggen waardoor de verdachte niet opnieuw gedetineerd raakt. Hij heeft daarbij verzocht rekening te houden met de tijd die de verdachte in de zaak met parketnummer 23-000255-18 reeds in voorarrest heeft doorgebracht. In die zaak bestond het voornemen de verdachte een ISD-maatregel op te leggen, maar is er in eerste aanleg uiteindelijk een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken aan de verdachte opgelegd. De raadsman heeft verzocht de tijd die de verdachte in die zaak in voorarrest heeft doorgebracht te compenseren door in de onderhavige zaak een lager straf op te leggen dan in eerste aanleg.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal en aan overtreding van een aan hem opgelegd verbod voor datzelfde winkelbedrijf. Met zijn handelwijze heeft de verdachte blijk gegeven geen respect te hebben voor het eigendomsrecht van het gedupeerde winkelbedrijf. Dergelijke feiten veroorzaken bovendien schade en overlast voor winkelbedrijven.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 7 augustus 2018 is hij meermalen ter zake van soortgelijke feiten onherroepelijk veroordeeld. Dit weegt in het nadeel van de verdachte.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 17 dagen met aftrek van voorarrest, passend en geboden. In hetgeen de raadsman heeft aangevoerd ziet het hof geen aanleiding de verdachte een lagere straf op te leggen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 57, 63, 138 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 31 juli 2017 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 dagen. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen en dat derhalve de vordering tot tenuitvoerlegging zal worden toegewezen.
De raadsman heeft verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen of de proeftijd te verlengen, zodat de verdachte op die manier gecompenseerd wordt voor de door hem in de hiervoor genoemde andere zaak te lang in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Het hof ziet in hetgeen de raadsman heeft aangevoerd geen aanleiding de vordering af te wijzen, slechts deels toe te wijzen of de proeftijd te verlengen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
17 (zeventien) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 31 juli 2017, parketnummer 13-702264-17, te weten van:
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) dagen.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.M. van der Nat, mr. A.E. Kleene-Krom en mr. M.J.A. Duker, in tegenwoordigheid van
mr. D.J. Lutje Wagelaar, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 4 september 2018.
mr. A.E. Kleene-Krom is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[...]
.