In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 26 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 26 juni 2017. De verdachte, geboren in 1993, was beschuldigd van meineed. De tenlastelegging betrof een valse verklaring die zij had afgelegd tijdens een getuigenverhoor bij de raadsheer-commissaris op 9 december 2014. De verdachte had verklaard dat de moeder van haar vriendin de bestuurder was van een auto die betrokken was bij een aanrijding, terwijl zij in werkelijkheid wist dat haar vriendin achter het stuur zat. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk een valse verklaring onder ede heeft afgelegd, wat een ernstig strafbaar feit is. De rechtbank had de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand en een taakstraf van 80 uren geëist. Het hof heeft echter besloten om een taakstraf van 60 uren op te leggen, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien deze niet naar behoren wordt verricht. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar blanco strafblad en haar erkenning van de ernst van haar handelen. Het vonnis van de rechtbank is vernietigd, en de verdachte is vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen zijn verklaard.