Uitspraak
Onderzoek van de zaak
Vonnis waarvan beroep
Nadere bewijsoverweging
p. 4 doorgenummerd dossier) maakt het hof het volgende op.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 26 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 7 december 2017 was gewezen. De verdachte, geboren in 1962 en thans gedetineerd, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter. Tijdens de zitting op 12 juli 2018 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die een gevangenisstraf van drie weken voorstelde voor het subsidiair ten laste gelegde feit. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep bevestigd, met een aanvulling van een nadere bewijsoverweging.
De verdediging voerde aan dat er bij de aanhouding van de verdachte geen redelijke verdenking van diefstal van de fiets bestond en dat er sprake was van onrechtmatig verkregen bewijs, verwijzend naar het Hollende Kleurling-arrest. Het hof oordeelde dat de verbalisant, door het framenummer van de fiets te controleren, niet handelde binnen een bijzondere opsporingsbevoegdheid. Pas na deze controle, waarbij bleek dat de fiets als gestolen stond gesignaleerd, ontstond er een verdenking tegen de verdachte. Het hof verwierp het verweer van de verdediging en bevestigde het vonnis van de politierechter, met inachtneming van de nadere bewijsoverwegingen die in de uitspraak zijn opgenomen.
De uitspraak werd gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, met de rechters W.M.C. Tilleman, A.M. Kengen en M.C.A.E. van Binnebeke. Mr. S. Pesch fungeerde als griffier. Mr. M.C.A.E. van Binnebeke was buiten staat om het arrest mede te ondertekenen.