ECLI:NL:GHAMS:2018:3146

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 april 2018
Publicatiedatum
31 augustus 2018
Zaaknummer
23-002990-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Amsterdam inzake meermalen gepleegde diefstal met geweld tegen bejaarden

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 26 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 8 augustus 2017. De verdachte, geboren in 1981 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, was beschuldigd van meermalen gepleegde diefstal met geweld tegen bejaarden. Het hof oordeelde dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in het hoger beroep, ondanks een geringe overschrijding van de termijn voor het indienen van de schriftuur. De tenlastelegging omvatte meerdere diefstallen, waarbij de verdachte samen met medeverdachten geweld gebruikte tegen kwetsbare slachtoffers, vaak op hoge leeftijd. Het hof achtte de betrokkenheid van de verdachte bij de feiten bewezen, waarbij hij en zijn medeverdachten de slachtoffers met geweld benaderden en hen beroofden van geld en goederen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren, waarbij het hof de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in overweging nam. De vorderingen van de benadeelde partijen werden gedeeltelijk toegewezen, met schadevergoedingen voor de slachtoffers. Het hof legde ook een maatregel op ter bevordering van schadevergoeding aan de slachtoffers.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002990-17
datum uitspraak: 26 april 2018
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 8 augustus 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-665005-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1981,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 13 april 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door het openbaar ministerie en namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid openbaar ministerie in het hoger beroep

Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de officier van justitie op 21 augustus 2017 hoger beroep heeft ingesteld tegen bovengenoemd vonnis van de rechtbank Amsterdam. De officier van justitie heeft de schriftuur houdende grieven eerst op 7 september 2017 en dus niet binnen de wettelijke termijn ingediend. Daargelaten de omstandigheid dat ook de verdachte hoger beroep heeft ingesteld en de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in het hoger beroep niet heeft betwist, oordeelt het hof ambtshalve dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in het hoger beroep, nu het een geringe overschrijding betreft (van 3 dagen) en het belang van het behandelen van het hoger beroep, gelet op de ernst van de ten laste gelegde feiten, dient te prevaleren boven het belang van het verbinden van de consequentie van niet ontvankelijkheid aan het verzuim.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 31 december 2016 in de gemeente Amsterdam, in een woning gelegen aan de [adres 1], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen ongeveer 350 Euro, in elk geval enig geldbedrag en/of een bankpas (ING) en/of een papiertje, in ieder geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedag 2] 1926), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld en / of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, en / of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s):
- bij de woning van die [slachtoffer 1] heeft/hebben aangebeld, en/of:
- die [slachtoffer 1] vervolgens met kracht naar achteren tot in de woonkamer heeft/hebben geduwd;
en/of
hij op of omstreeks 31 december 2016, in de gemeente Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening met behulp van een bankpas (ING) ten name van [slachtoffer 1] heeft weggenomen een geldbedrag van 1000Euro, in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of tot de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door de (geheime) pincode van voornoemde bankpas te gebruiken, terwijl hij door de rekeninghouder van de bankpas niet tot dat gebruik gerechtigd of gemachtigd was, in ieder geval door middel van een valse sleutel;
2:
hij op of omstreeks 3 januari 2017 in de gemeente Amsterdam, in een woning gelegen aan de [adres 2], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een schoudertasje (merk Samsonite) en/of een paspoort en/of een bankpas (ING) en/of een creditcard (ING) en/of huissleutels en/of scootmobielsleutels en/of diverse andere pasjes (Bonuskaart, Connexxion, zorgpas) en/of ziekenhuispapieren en/of een zwarte lederen portemonnee en/of ongeveer 300 Euro en/of een mobiele telefoon (merk Nokia) en/of een I-pad (merk Apple), in elk geval enig geldbedrag en/of enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedag 3] 1939), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld en / of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, en / of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s):
- bij de woning van die [slachtoffer 2] heeft/hebben aangebeld en/of
- die [slachtoffer 2] vervolgens met kracht tegen de borst naar achteren heeft/hebben geduwd (waardoor die [slachtoffer 2] hard ten val kwam) en/of
- die [slachtoffer 2] met kracht op de grond heeft/hebben gedrukt gehouden en/of -de beide handen van die [slachtoffer 2] met kracht heeft/hebben vastgehouden en/of
- een hand op de mond van die [slachtoffer 2] gedrukt en/of gedrukt gehouden;
en/of
hij op of omstreeks 3 januari 2017, in de gemeente Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening met behulp van een bankpas (ING) ten name van [slachtoffer 2] heeft weggenomen een geldbedrag van 22,38 Euro en/of 21,79 Euro, in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of tot de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door de (geheime) pincode van voornoemde bankpas te gebruiken, en/of de bankpas ‘contactloos’ te gebruiken terwijl hij door de rekeninghouder van de bankpas niet tot dat gebruik gerechtigd of gemachtigd was, in ieder geval door middel van een valse sleutel;
3:
hij op of omstreeks 4 januari 2017 in de gemeente Amsterdam, in een woning gelegen aan de [adres 3], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen ongeveer 70 Euro, in elk geval enig geldbedrag en/of een portemonnee en/of een Identiteitskaart en/of een zorgpas en/of een bankpas (ABN AMRO) en/of een papiertje, in ieder geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedag 4] 1948), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld en / of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, en / of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s):
- bij de woning van die [slachtoffer 3] heeft/hebben aangebeld en/of
- die [slachtoffer 3] vervolgens met kracht naar achteren heeft/hebben geduwd;
en/of
hij op of omstreeks 4 januari 2017, in de gemeente Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening met behulp van een bankpas (ING) ten name van [slachtoffer 2] heeft weggenomen een geldbedrag van 20,63 Euro en/of 0,99 Euro, in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of tot de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door de (geheime) pincode van voornoemde bankpas te gebruiken en/of de bankpas ‘contactloos’ te gebruiken, terwijl hij door de rekeninghouder van de bankpas niet tot dat gebruik gerechtigd of gemachtigd was, in ieder geval door middel van een valse sleutel;
4:
hij op of omstreeks 4 januari 2017 in de gemeente Amsterdam, in een woning gelegen aan de [adres 4], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen geld en/of goederen, in elk geval van enig geldbedrag en/of goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en / of te doen vergezellen en / of te doen volgen van geweld en / of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 4], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, en / of het bezit van het gestolene te verzekeren:
- bij de woning van die [slachtoffer 4] heeft/hebben aangebeld en gezegd dat er een pakje bezorgd moest worden en/of
- die [slachtoffer 4] vervolgens met kracht in zijn gezicht heeft/hebben geknepen en/of
- die [slachtoffer 4] met kracht naar achteren heeft/hebben geduwd en/of vervolgens hard tegen een kast aan heeft/hebben geduwd en/of
- die [slachtoffer 4] met kracht de woonkamer in heeft/hebben geduwd en/of met kracht op de bank heeft/hebben gedrukt en/of gedrukt gehouden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Het hof leest het in het onder 3 eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde vermelde “[slachtoffer 1]” en het in het onder 3 tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde vermelde “[slachtoffer 2]” als “[slachtoffer 3]”, omdat van een kennelijke misslag sprake is. De verbetering van deze misslag is in eerste aanleg ter zitting aan de orde gesteld en schaadt de verdachte niet in de verdediging.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt en een andere beslissing ten aanzien van de strafoplegging neemt.

Bewijsoverweging

Door de raadsman is het standpunt ingenomen dat niet tot een bewezenverklaring van medeplegen kan worden gekomen omdat de verdachte geen intellectuele bijdrage aan de delicten heeft geleverd.
Het hof verwerpt het verweer nu uit de bewijsmiddelen volstrekt helder blijkt dat de verdachte betrokken was bij de voorbereiding én de uitvoering van de feiten, terwijl de buit tevens telkens met de medeverdachte werd gedeeld.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op 31 december 2016 in Amsterdam in een woning gelegen aan de [adres 1], tezamen en in vereniging met een ander het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 350 euro, een bankpas (ING) en een papiertje, toebehorende aan [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedag 2] 1926), welke diefstal werd voorafgegaan van geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, welk geweld hierin bestond dat verdachte en zijn mededader:
- bij de woning van die [slachtoffer 1] hebben aangebeld, en
- die [slachtoffer 1] vervolgens met kracht naar achteren tot in de woonkamer hebben geduwd;
en
hij op 31 december 2016 in Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening met behulp van een bankpas (ING) ten name van [slachtoffer 1] heeft weggenomen een geldbedrag van 1000 euro toebehorende aan [slachtoffer 1], waarbij verdachte en zijn mededader het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door de pincode van voornoemde bankpas te gebruiken, terwijl zij door de rekeninghouder van de bankpas niet tot dat gebruik gerechtigd of gemachtigd waren.
2:
hij op 3 januari 2017 in Amsterdam in een woning gelegen aan de [adres 2], tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een schoudertasje (merk Samsonite), een paspoort, een bankpas (ING), een creditcard (ING), huissleutels, scootmobielsleutels, diverse andere pasjes (Bonuskaart, Connexxion, zorgpas), ziekenhuispapieren, een zwarte lederen portemonnee, 300 euro, een mobiele telefoon (merk Nokia) en een iPad (merk Apple), toebehorende aan [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedag 3] 1939), welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat verdachte en zijn mededader:
- bij de woning van die [slachtoffer 2] hebben aangebeld en die [slachtoffer 2] vervolgens met kracht tegen de borst naar achteren hebben geduwd (waardoor die [slachtoffer 2] hard ten val kwam), en
- die [slachtoffer 2] met kracht op de grond hebben gedrukt gehouden, en
- de beide handen van die [slachtoffer 2] met kracht hebben vastgehouden, en
- een hand op de mond van die [slachtoffer 2] hebben gedrukt;
en
hij op 3 januari 2017 in Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening met behulp van een bankpas (ING) ten name van [slachtoffer 2] heeft weggenomen geldbedragen van 22,38 euro en 21,79 euro, toebehorende aan [slachtoffer 2], waarbij verdachte en zijn mededader de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door de bankpas ‘contactloos’ te gebruiken, terwijl zij door de rekeninghouder van de bankpas niet tot dat gebruik gerechtigd of gemachtigd waren.
3:
hij op 4 januari 2017 in Amsterdam in een woning gelegen aan de [adres 3], tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 70 euro, een portemonnee, een identiteitskaart, een zorgpas en een bankpas (ABN AMRO), toebehorende aan [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedag 4] 1948), welke diefstal werd voorafgegaan van geweld tegen die [slachtoffer 3] gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, welk geweld hierin bestond dat de verdachte en zijn mededader:
- bij de woning van die [slachtoffer 3] hebben aangebeld en die [slachtoffer 3] vervolgens met kracht naar achteren hebben geduwd;
en
hij op 4 januari 2017 in Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening met behulp van een bankpas (ING) ten name van [slachtoffer 3] heeft weggenomen geldbedragen van 20,63 euro en 0,99 euro, toebehorende aan [slachtoffer 3], waarbij verdachte en zijn mededader de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door de bankpas ‘contactloos’ te gebruiken, terwijl zij door de rekeninghouder van de bankpas niet tot dat gebruik gerechtigd of gemachtigd waren;
4:
hij op 4 januari 2017 in Amsterdam in een woning gelegen aan de [adres 4], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of goederen, toebehorende aan [slachtoffer 4], en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen van geweld tegen die [slachtoffer 4], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat hij en zijn medeverdachte:
- bij de woning van die [slachtoffer 4] hebben aangebeld en die [slachtoffer 4] vervolgens met kracht in zijn gezicht hebben geknepen, en;
- die [slachtoffer 4] met kracht naar achteren hebben geduwd en vervolgens hard tegen een kast aan hebben geduwd, en
- die [slachtoffer 4] met kracht de woonkamer in hebben geduwd en met kracht op de bank hebben gedrukt.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in de onder 1 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
en
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
en
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
en
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal, voorafgegaan of vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden, met aftrek van de tijd die in voorarrest is doorgebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich, samen met zijn medeverdachte, schuldig gemaakt aan diefstallen met geweld en een poging daartoe. Nadat de nietsvermoedende en veelal op hoge leeftijd zijnde slachtoffers de voordeur voor hen hadden geopend, werden de slachtoffers gelijk achteruit naar binnen geduwd. Een van de slachtoffers, [slachtoffer 2], is daarbij ten val gekomen waarna hij tegen de grond is gehouden, zijn handen zijn vastgehouden en een hand op zijn mond is gedrukt. Met de buitgemaakte pinpassen hebben de verdachte en zijn medeverdachte vervolgens geld gepind en dat besteed aan cocaïne. De verdachte heeft puur uit financieel gewin gehandeld om zo zijn drugsverslaving te kunnen bekostigen. Hij heeft op geen enkel moment rekening gehouden met de mogelijke gevolgen van de gepleegde feiten voor de slachtoffers. Hij en zijn medeverdachte hebben op een lafhartige wijze deze door hun hoge leeftijd kwetsbare mensen als gemakkelijke prooi gezien. Hij heeft de slachtoffers niet alleen hun gevoel van veiligheid in hun eigen huis ontnomen, maar hun ook schade en overlast bezorgd. Daarom worden deze feiten de verdachte ernstig aangerekend.
Op grond van bovenstaande zal het hof de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke, na te noemen duur opleggen. Het hof ziet in de door de raadsman belichte persoonlijke (medische) omstandigheden van de verdachte en in het bijzonder in hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht over de behandeling van de verdachte in het huis van bewaring, geen aanleiding anders te oordelen. De door de rechtbank opgelegde straf acht het hof, mede gelet op straffen die doorgaans worden opgelegd voor een overval op een woning, in het geheel niet passend, nu deze onvoldoende recht doet aan de aard en de ernst van de feiten. Daarbij heeft het hof terdege rekening gehouden met de omstandigheid dat de inmiddels in vrijheid gestelde verdachte alsnog een langere gevangenisstraf moet uitzitten.

Bevel gevangenneming

Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte thans in vrijheid zijn hoger beroep afwacht. De verdachte is onder meer schuldig bevonden aan diefstallen met geweld waarop telkens een gevangenisstraf staat van maximaal 12 jaar. De ernst van de gevolgen van deze feiten voor de oudere slachtoffers maakt dat, ondanks de eerdere invrijheidstelling van de verdachte, nog steeds gesproken moet worden van een geschokte rechtsorde die de voorlopige hechtenis van de verdachte rechtvaardigt. Bovendien heeft de verdachte geen vaste woon- of verblijfplaats, waardoor vluchtgevaar bestaat.
Op grond van het vorenstaande zal het hof op grond van artikel 65, tweede lid, Wetboek van Strafvordering ambtshalve de gevangenneming van de verdachte bevelen.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 950, bestaande uit € 150 aan materiële schade en € 800 aan immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 450, bestaande uit € 150 aan materiële schade en € 300 aan immateriële schade. [slachtoffer 1] heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd en zijn vordering verlaagd tot nul euro.
Het hof begrijpt de verlaging van de vordering aldus dat [slachtoffer 1] zijn vordering niet wenst te handhaven. Om die reden zal het hof [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.776,01, bestaande uit € 276,01 aan materiële schade en € 2.500 aan immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van
€ 1.776,01, bestaande uit € 276,01 aan materiële schade en € 1.500 aan immateriële schade. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De vordering is door de verdediging tijdens het onderzoek terechtzitting in hoger beroep niet betwist. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Het hof zal het toe te wijzen bedrag hoofdelijk opleggen en vermeerderen met de wettelijke rente. Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 955 bestaande uit € 155 aan materiële schade en € 800 aan immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep in haar geheel toegewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 3 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De vordering is door de verdediging tijdens het onderzoek terechtzitting in hoger beroep niet betwist. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Het hof zal het toe te wijzen bedrag hoofdelijk opleggen en vermeerderen met de wettelijke rente. Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot immateriële schadevergoeding. Deze bedraagt € 800. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep in haar geheel toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 4 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De vordering is door de verdediging tijdens het onderzoek terechtzitting in hoger beroep niet betwist. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Het hof zal het toe te wijzen bedrag hoofdelijk opleggen en vermeerderen met de wettelijke rente. Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 36f, 45, 57, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan medeverdachte [medeverdachte] van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: jeansbroek, kleur blauw (goednummer 5317356).
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 1.776,01 (duizendzevenhonderdzesenzeventig euro en één cent), bestaande uit € 276,01 (tweehonderdzesenzeventig euro en één cent) aan materiële schade en € 1.500 (duizendvijfhonderd euro) aan immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 2], ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 1.776,01 (duizendzevenhonderdzesenzeventig euro en één cent), bestaande uit € 276,01 (tweehonderdzesenzeventig euro en één cent) aan materiële schade en € 1.500 (duizendvijfhonderd euro) aan immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
27 (zevenentwintig) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de schade op 3 januari 2017.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 3] ter zake van het onder 3 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 955 (negenhonderdvijfenvijftig euro), bestaande uit € 155 (honderdvijfenvijftig euro) aan materiële schade en € 800 (achthonderd euro) aan immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 3], ter zake van het onder 3 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 955 (negenhonderdvijfenvijftig euro), bestaande uit € 155 (honderdvijfenvijftig euro) aan materiële schade en € 800 (achthonderd euro) aan immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
19 (negentien) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de schade op 4 januari 2017.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 4] ter zake van onder 4 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 800 (achthonderd euro) ter zake van de immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 4], onder 4 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 800 (achthonderd euro) als vergoeding voor de immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
16 (zestien) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de schade op 4 januari 2017.
Beveeltde
gevangennemingvan de verdachte.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.E. Kleene-Krom, mr. H.M.J. Quaedvlieg en mr. M.J.A. Duker, in tegenwoordigheid van mr. S. Pesch, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 26 april 2018.
mr. A.E. Kleene-Krom is buiten staat dit arrest mee te ondertekenen.