ECLI:NL:GHAMS:2018:3112

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 augustus 2018
Publicatiedatum
28 augustus 2018
Zaaknummer
200.226.657/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid huurder voor schade door hennepkwekerij en illegale energieafname

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 28 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen Stedin Netbeheer B.V. en een huurder van een pand. Stedin, de netwerkbeheerder, vorderde schadevergoeding van de huurder wegens illegale energieafname ten behoeve van een hennepkwekerij. De rechtbank Noord-Holland had de vordering van Stedin afgewezen, maar het hof oordeelde anders. Het hof stelde vast dat de huurder, die zich voordeed als [L], onrechtmatig had gehandeld door een hennepkwekerij te exploiteren en onvoldoende toezicht te houden op de activiteiten in de panden. Het hof oordeelde dat de huurder aansprakelijk was voor de schade die Stedin had geleden door de illegale afname van elektriciteit. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en kende Stedin een schadevergoeding toe van € 30.522,63, vermeerderd met wettelijke rente. Tevens werd de huurder veroordeeld in de proceskosten van beide instanties. Het hof benadrukte dat de verhuurder verantwoordelijk is voor het controleren van de identiteit van de huurder en dat er voldoende aanwijzingen waren dat de huurder niet te vertrouwen was. De uitspraak onderstreept de zorgplicht van verhuurders in situaties waarin illegale activiteiten plaatsvinden.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.226.657/01
zaaknummer rechtbank Noord-Holland : C/15/249899/HA ZA 16-673
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 28 augustus 2018
inzake
STEDIN NETBEHEER B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
appellante,
advocaat: mr. A. Ester te Zwijndrecht,
tegen
[geïntimeerde],
wonend te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. L.C. de Lange te Utrecht.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna Stedin en [geïntimeerde] genoemd.
Stedin is bij dagvaarding van 24 oktober 2017 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 26 juli 2017, onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen Stedin als eiseres en [geïntimeerde] als gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord.
Ten slotte is arrest gevraagd.
Stedin heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en - uitvoerbaar bij voorraad - alsnog haar vorderingen zal toewijzen, waaronder begrepen de terugbetaling van de uit hoofde van dat vonnis aan door Stedin voldane proceskosten ad € 2.043,00, met de wettelijke rente vanaf 4 augustus 2017 en
met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van het geding in beide instanties.
[geïntimeerde] heeft geconcludeerd tot bekrachtiging, met - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van Stedin in de kosten van het geding in hoger beroep met nakosten.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.Feiten

De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2.1. tot en met 2.3. de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Deze feiten komen, aangevuld met hetgeen in hoger beroep verder nog is vast komen te staan, neer op het volgende.
2.1.
Stedin is netwerkbeheerder.
2.2.
[geïntimeerde] is eigenaar van (onder meer) een drietal panden aan de [adres] te [plaats] (hierna gezamenlijk ook: ‘de panden’). De panden maken deel uit van een bedrijfsverzamelgebouw.
2.3.
[geïntimeerde] heeft op deze adressen met Stedin geen overeenkomst gesloten voor het transport en de levering van electriciteit.
2.4.
In 2005 bleek dat een huurder van [geïntimeerde] in de panden een hennepkwekerij had gevestigd. De betreffende huurder is hiervoor veroordeeld.
2.5.
Op 16 november 2015 zijn in twee van de drie panden, te weten die gelegen zijn aan de [adres] , opnieuw hennepkwekerijen ontdekt. Geleken is dat in de drie panden manipulaties in de meterkast hebben plaatsgevonden.
2.6.
Stedin heeft [geïntimeerde] bij brief van 25 november 2015 aansprakelijk gesteld en schadevergoeding gevorderd.
2.7.
[geïntimeerde] heeft aansprakelijkheid bij brief van 15 december 2015 afgewezen.
2.8.
[geïntimeerde] heeft bij zijn brief aan Stedin een huurcontract met Alfar Document Solutions gevoegd dat ziet op de periode 1 oktober 2014 tot en met 30 september 2017 met een aanvangshuur van € 4.250,00 per maand. In de aanhef staat dat Alfar Document Solutions wordt vertegenwoordigd door de heer [N] , handelend als gedelegeeerd bestuurder met Sofinummer [nummers] .
Het bijbehorende uittreksel van de kamer van koophandel vermeldt dat Alfar Document Solutions een eenmanszaak is van de heer [D] . De naam [L] komt daarin niet voor.
2.9.
[geïntimeerde] beschikte over een kopie van de achterkant van een legitimatiebewijs waarop de naam ' [L] ' en het hiervoorgenoemde sofinummer staan. Uit onderzoek is gebleken dat dit sofinummer toebehoort aan een mevrouw [L] wier identiteitsabewijs bij een inbraak was gestolen. Dat geldt ook voor de bankrekening waarvan huurbedragen aan [geïntimeerde] zijn overgemaakt. De politie heeft verder vastgesteld dat gegevens van Alfar Document Solutions zijn misbruikt en dat [D] niets met de panden en de hennepkwekerij te maken had.

3.Beoordeling

3.1.
.In deze procedure vordert Stedin vergoeding van de schade ten bedrage van € 28.479,43 die zij heeft geleden ten gevolge van het illegaal aftappen van stroom ten behoeve van een hennepkwekerij in de panden van [geïntimeerde] aan de [adres] , te vermeerderen met wettelijke rente. Stedin legt aan die vordering ten grondslag dat [geïntimeerde] onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door een hennepkwekerij te (laten) exploiteren dan wel door onvoldoende toezicht te houden op de huurder van de panden. De rechtbank heeft de vorderingen van Stedin afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten.
3.2.
De eerste grief is gericht tegen het oordeel dat [L] als huurder zou hebben te gelden. Stedin stelt – kort weergegeven – dat [L] niet bestaat en dat de informatie die [geïntimeerde] over de huurder geeft zo dubieus is dat moet worden geconcludeerd dat er geen huurder is geweest en dat [geïntimeerde] dus zelf verantwoordelijk was voor de hennepteelt in de panden.
3.3.
Naar het oordeel van het hof staat voldoende vast dat [geïntimeerde] de panden heeft verhuurd aan een man die zich [L] noemde. [geïntimeerde] heeft afschriften getoond van huurbetalingen die van [L] afkomstig zijn, terwijl in de panden ook post is aangetroffen die aan [L] was geadresseerd. Daaraan doet de stelling van Stedin, dat deze [L] zich bediende van een legitimatiebewijs van een mevrouw [L] niet af. Evenmin doet daaraan af dat [L] stelde Alfar Document Solutions te vertegenwoordigen, zonder dat is gebleken dat hij daartoe bevoegd was. Naar het oordeel van het hof kan daaruit slechts geconcludeerd worden dat [L] Alfar Document Solutions niet kon vertegenwoordigen. Dat heeft echter niet tot gevolg dat
geenhuurovereenkomst is gesloten, slechts dat de huurovereenkomst geacht moet worden te zijn gesloten met iemand die zich valselijk [L] noemde. Voor de stelling van Stedin dat [geïntimeerde] zelf de naam [L] heeft gebruikt en identiteitsfraude heeft gepleegd, zijn geen aanknopingspunten te vinden. Dat niet van alle maanden bewijs van betaling door ' [L] ' is overgelegd en die betalingen steeds een andere omvang hebben en niet vermelden op welke panden deze zien brengt het hof niet tot een ander oordeel. Dat geldt ook voor de omstandigheid dat de huurovereenkomst via Marktplaats zou zijn gesloten. Grief I faalt daarom.
3.4.
Met grief II betoogt Stedin dat [geïntimeerde] jegens haar onrechtmatig heeft gehandeld, ook indien het hof zou oordelen dat een huurovereenkomst met een persoon die zich [L] noemde heeft bestaan. Stedin voert daartoe aan dat [geïntimeerde] daarvan in dat geval weet moet hebben gehad en dat anders door [geïntimeerde] onvoldoende controle is uitgeoefend op de gang van zaken in de panden. Voor dergelijke controle was alle aanleiding, zo betoogt Stedin, omdat in de panden al eerder een hennepkwekerij was aangetroffen. Bovendien gaf de onduidelijkheid rondom de identiteit van [L] aanleiding tot argwaan, nu niet is gebleken dat [geïntimeerde] de identiteit van [L] heeft kunnen vaststellen aan de hand van een aan hem toebehorend identiteitsbewijs. Kennelijk is slechts de achterzijde getoond van een niet aan [L] maar aan een mevrouw [L] toebehorend identiteitsbewijs. Daar kwam nog bij dat [L] zich uitgaf als vertegenwoordiger van Alfar Document Solutions terwijl van enige bevoegdheid daartoe niets bleek en bovendien de huurbetalingen niet van die onderneming maar van [L] afkomstig waren.
[geïntimeerde] bestrijdt dat hij jegens Stedin aansprakelijk is. [geïntimeerde] heeft toegelicht dat hij via een advertentie op Marktplaats met de persoon die zich als [L] heeft voorgedaan in contact is gekomen, dat hij die persoon heeft ontmoet in één van de panden, dat deze toen zelf al een kopie van zijn legitimatiebewijs en een uittreksel uit het Handelsregister bij zich had, dat hij het origineel en de voorzijde van dat legitimatiebewijs nooit heeft gezien en niet bij Alfar Document Solutions heeft geinformeerd of [L] wel bevoegd was om de huurovereenkomst te tekenen, maar dat [L] betrouwbaar op hem overkwam. [geïntimeerde] betwist dat hij wetenschap had van de gang van zaken in de panden. Omdat het ging om bedrijfsmatige verhuur had hij geen toegang tot of bemoeienis met de bedrijfsactiviteiten en gedurende de huurperiode waren er geen signalen die aanleiding gaven tot controle of argwaan. Dat soms niet tijdig of volledig huur werd betaald was geen grond om te twijfelen. [geïntimeerde] voert aan dat hij zelf ook slachtoffer is van [L] .
3.5.
Het verweer van [geïntimeerde] wordt verworpen. De verhuurder is degene die bepaalt en kan nagaan wie hij als huurder de beschikking geeft over zijn panden en daarmee over de eigendommen van derden zoals Stedin die zich daarin bevinden. Naar het oordeel van het hof leverden de door Stedin genoemde specifieke omstandigheden – die als onvoldoende bestreden zijn komen vast te staan – een situatie op die [geïntimeerde] als verdacht had moeten herkennen. Een eenvoudige en voor de hand liggende controle van het door [L] getoonde identiteitsbewijs en diens betrokkenheid bij Alfar Document Solutions zou [geïntimeerde] hebben uitgewezen dat deze niet de persoon was waarvoor hij zich uitgaf. Dat brengt mee dat [geïntimeerde] vanaf het begin argwaan had moeten hebben en rekening had moeten houden met de mogelijkheid dat de panden bij verhuur opnieuw voor illegale praktijken zoals hennepteelt zouden worden gebruikt. Daaruit vloeit voort dat [geïntimeerde] er ook rekening mee diende te houden dat in dat geval ten behoeve van die illegale activiteiten mogelijk illegaal stroom zou worden afgetapt, omdat dit zeer gebruikelijk is bij hennepteelt, en hij had er ook rekening mee moeten houden dat Stedin als eigenaar van de electriciteitsmeter daardoor schade zou kunnen lijden. Onder deze omstandigheden had [geïntimeerde] , nadat hij ‘ [L] ’ als huurder accepteerde, meer toezicht moeten houden op de panden om hennepteelt te verhinderen maar ook om illegaal aftappen te voorkomen. Door dat niet te doen heeft [geïntimeerde] jegens Stedin gehandeld in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. [geïntimeerde] heeft onvoldoende toegelicht dat hij tot toezicht niet in staat was. Het verweer dat hij niet over een sleutel beschikte en dat dit bij bedrijfsmatige verhuur ook niet gebruikelijk is in dat verband onvoldoende, nu hij van zijn huurder had kunnen en in dit geval ook had behoren te verlangen hem toe te laten. Een en ander betekent dat het handelen van [geïntimeerde] onrechtmatig was tegenover Stedin. [geïntimeerde] heeft niet of onvoldoende bestreden dat dit handelen hem kan worden toegerekend, dat de schade van Stedin daarvan een rechtstreeks gevolg is en dat de geschonden norm mede strekt ter bescherming van Stedin. De grief slaagt, zodat Stedin in beginsel recht heeft op vergoeding van schade.
3.6.
Het hof acht de door Stedin opgemaakte begroting van de schade voldoende inzichtelijk en onderbouwd. [geïntimeerde] heeft de door Stedin gestelde schade in algemene termen bestreden en gesteld dat sprake is van een subjectieve schatting. Aldus heeft hij de begroting van de schade onvoldoende concreet bestreden. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat het in de rede ligt om aan te nemen dat ' [L] ' kort nadat hij het pand op 1 oktober 2014 van [geïntimeerde] is gaan huren met het telen van hennep is gestart en dat Stedin onbetwist heeft gesteld dat zij uit is gegaan van voorzichtige schattingen waar het om het aantal uren belichting gaat. Dat [geïntimeerde] geen concreet verweer kan voeren omdat hij niet weet wat zich feitelijk in het pand heeft afgespeeld en zijn (niet geïdentificeerde) huurder hierover niet kan worden bevraagd, komt in de gegeven omstandigheden voor zijn rekening. De gevorderde schadevergoeding zal daarom worden toegewezen.
3.7.
De slotsom is dat het slagen van de tweede grief leidt tot vernietiging van het vonnis en tot toewijzing van de vorderingen van Stedin. [geïntimeerde] zal als in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in beide instanties. In het verlengde hiervan zal [geïntimeerde] woren veroordeeld om de proceskostenveroordeling in eerste aanleg aan Stedin terug te betalen, met de wettelijke rente als gevorderd.

4.Beslissing

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep
en opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Stedin van een bedrag van € 30.522,63, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 26.627,27 vanaf 10 december 2015 tot 11 oktober 2016, metde wettelijke rente over een bedrag van € 28.479,63 vanaf 11 oktober 2016 en met de wettelijke rente over € 30.522,63 vanaf 4 augustus 2017;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in beide instanties, in eerste aanleg aan de zijde van Stedin begroot op € 2.026,74 aan verschotten en € 1.158,-- voor salaris en in hoger beroep tot op heden op € 2.033,99 aan verschotten en € 1.391,-- voor salaris;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.C. Toorman, E.M. Polak en M.E. van Rossum en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 28 augustus 2018.