ECLI:NL:GHAMS:2018:3082

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 mei 2018
Publicatiedatum
27 augustus 2018
Zaaknummer
23-004114-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak van diefstal en poging tot diefstal met braak en valse sleutels

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 mei 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder vrijgesproken van een aantal tenlasteleggingen, waaronder diefstal en poging tot diefstal. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal door middel van braak uit een bedrijfspand en een poging tot diefstal van een geldbedrag door gebruik te maken van een valse sleutel. De verdachte heeft op 9 oktober 2016 in Haarlem een computer weggenomen en op 1 juli 2016 geprobeerd geld op te nemen met een creditcard die niet op zijn naam stond. De verdachte heeft bekend en er zijn voldoende bewijsmiddelen gepresenteerd die de bewezenverklaring ondersteunen. Het hof heeft de gevangenisstraf van vier maanden opgelegd, met aftrek van voorarrest, en de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen afgewezen wegens het ontbreken van oproepingsstukken. Het hof heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de eerdere veroordelingen van de verdachte en zijn psychische en maatschappelijke problematiek.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004114-16
datum uitspraak: 28 mei 2018
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 27 oktober 2016 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 15-810279-16 en 15-871275-16, en 15-137186-16 (TUL), 15-810233-16 (TUL)
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988,
adres: [adres 1],
thans uit anderen hoofde gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad te Westzaan.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door politierechter in de rechtbank Noord-Holland vrijgesproken van hetgeen aan hem in de zaak 2 (met parketnummer 15-871275-16) onder 1 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen deze in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
14 mei 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is, voor zover in hoger beroep inhoudelijk aan de orde, ten laste gelegd dat:
zaak 1 (met parketnummer 15-810279-16):hij op of omstreeks 09 oktober 2016 in de gemeente Haarlem met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een (bedrijfs)pand aan de [adres 2] heeft weggenomen een computer (iMAC Pro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] en/of '[bedrijf]', in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen computer onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
zaak 2 (met parketnummer 15-871275-16):2.
hij op of omstreeks 01 juli 2016 te Haarlem, ter uitvoering van zijn voorgenomen misdrijf, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een geldbedrag (te weten circa 2000 euro), geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2], in elk geval aan een ander dan aan verdachte, en/of dat (die) weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik te brengen door middel van een valse sleutel, opzettelijk, immers heeft verdachte getracht geld op te nemen bij een pinautomaat door gebruik te maken van de creditcard die op naam van die [benadeelde 2] is gesteld, zijnde de verdere uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof met betrekking tot de vorderingen tot tenuitvoerlegging tot andere beslissingen komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak 1 en zaak 2 onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zaak 1 (met parketnummer 15-810279-16):hij op 9 oktober 2016 in de gemeente Haarlem met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bedrijfspand aan de [adres 2] heeft weggenomen een computer (iMAC Pro), toebehorende aan [benadeelde 1] en/of '[bedrijf]', waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
zaak 2 (met parketnummer 15-871275-16):2.
hij op 1 juli 2016 te Haarlem, ter uitvoering van zijn voorgenomen misdrijf met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een geldbedrag (te weten 2000 euro), toebehorende aan [benadeelde 2], en dat weg te nemen goed onder zijn bereik te brengen door middel van een valse sleutel heeft getracht geld op te nemen bij een pinautomaat door gebruik te maken van de creditcard die op naam van die [benadeelde 2] is gesteld, zijnde de verdere uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
Hetgeen in zaak 1 en zaak 2 onder 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Bewijsmiddelen

Het hof acht het in zaak 1 en zaak 2 onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de navolgende bewijsmiddelen zijn vervat.
Aangezien de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit, zal op de voet van artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering worden volstaan met de navolgende opgave van de bewijsmiddelen:
Ten aanzien van zaak 1:
Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL1100-2016226251-1 van
9 oktober 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] (ongenummerd), inhoudende de tegenover voornoemde verbalisant afgelegde verklaring van [benadeelde 1].
Een proces-verbaal van verhoor verdachte met RC-nummer 16/2186 van 12 oktober 2016, opgemaakt door mr. S. Jongeling, rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Noord-Holland (ongenummerd), inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte.
Ten aanzien van zaak 2 onder 2:
Een proces-verbaal van aangifte met goederenbijlage met nummer PL1100-2016149032-1 van 4 juli 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] (ongenummerd), inhoudende de tegenover voornoemde verbalisant afgelegde verklaring van [benadeelde 2].
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1100-201649032-7 van 13 september 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3] (ongenummerd), inhoudende de verrichtingen en bevindingen van voornoemde verbalisant.
Een proces-verbaal van verhoor verdachte met RC-nummer 16/2007 van 16 september 2016, opgemaakt door mr. P. van Steijnen, rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Noord-Holland (ongenummerd), inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in zaak 1 en zaak 2 onder
2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in zaak 1 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het in zaak 2 onder 2 bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het in zaak 1 en zaak 2 onder 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg in zaak 1 en zaak 2 onder 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met aftrek van het voorarrest.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het in zaak 1 en zaak 2 onder 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met aftrek van het voorarrest.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht rekening te houden met de straf die in de zaak met parketnummer
23-003275-17 (die tegelijk met de onderhavige zaak door het hof is behandeld) wordt opgelegd en de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden op te leggen, opdat de verdachte bij de voorwaardelijke invrijheidsstelling in de zin van artikel 15 van het Wetboek van Strafrecht voorwaarden opgelegd krijgt.
Oordeel van het hof
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een diefstal door middel van braak uit een bedrijfspand en een poging tot diefstal van een geldbedrag door het gebruik maken van een betaalpas van een ander. Hiermee heeft de verdachte aan de benadeelden overlast en schade berokkend. De verdachte heeft met zijn handelen een gebrek aan respect voor het eigendomsrecht van anderen aan de dag gelegd. Bovendien kunnen dergelijke feiten gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving versterken. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 30 april 2018 is hij eerder ter zake van vermogensdelicten onherroepelijk veroordeeld, onder andere tot gevangenisstraffen van serieus te nemen omvang. Dit wordt in het nadeel van de verdachte gewogen.
Het hof heeft kennis genomen van het reclasseringsadvies van 23 april 2018 van GGZ reclassering Fivoor. In voornoemd reclasseringsadvies concludeert GGZ reclassering Fivoor dat het opleggen van een ISD-maatregel wettelijk niet mogelijk lijkt, de verdachte tot op heden niet ingebed raakt in zorg en ook zelf erkent dat hij “niet beter weet” dan het plegen van delicten. Het hof heeft tevens kennis genomen van de over de verdachte opgemaakte reclasseringsrapporten van respectievelijk 9 februari 2017 en 28 november 2017 en van het over hem opgemaakte Pro Justitia rapport van 20 september 2017, opgemaakt door [naam], psychiater. Daarin komt naar voren dat bij de verdachte sprake is van psychische problematiek, verslavingsproblematiek alsmede maatschappelijke problematiek. Het advies van de reclassering houdt in dat oplegging van de ISD-maatregel de voorkeur verdient indien het hof dat juridisch mogelijk acht, en dat zij geen bezwaren ziet in het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf indien de juridische grondslag voor de ISD-maatregel ontbreekt.
De verdachte heeft niet meegewerkt aan het onderzoek door de psychiater.
Gelet op het voorgaande en mede gelet op de straffen die in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd acht het hof – gelijk de rechtbank en de advocaat-generaal – alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden passend en geboden, ook in het licht van de straf die in de heden gelijktijdig uitgesproken strafzaak wordt opgelegd en rekening houdend met de bij de verdachte bestaande problematiek. Het hof acht oplegging van de ISD-maatregel in deze zaak, evenals de advocaat-generaal en de raadsman, niet mogelijk nu niet is voldaan aan de daarvoor geldende wettelijke vereisten. Het hof ziet geen aanleiding om, zoals door de raadsman is verzocht, de straf te matigen, nu bijzondere persoonlijke omstandigheden van de verdachte die tot matiging van de straf aanleiding zouden kunnen geven, niet zijn gesteld of gebleken – anders dan de persoonlijke omstandigheden waarvan in de over de verdachte opgemaakte rapporten is gebleken en waarmee het hof al rekening heeft gehouden. De voorschriften met betrekking tot voorwaardelijke invrijheidstelling als bedoeld in artikel 15 van het Wetboek van Strafrecht geven daartoe evenmin aanleiding.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 45, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging (15-137186-16)

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Haarlem van 12 september 2016 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft gevorderd de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen, nu wegens het ontbreken van de oproepingsstukken in eerste aanleg niet kan worden vastgesteld dat de verdachte de oproeping van de vordering tot tenuitvoerlegging heeft ontvangen.
De raadsman heeft op dezelfde gronden verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen.
Het hof acht termen aanwezig om de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen, nu wegens het ontbreken van de stukken in verband met de oproeping van de vordering tot tenuitvoerlegging aan de verdachte in eerste aanleg niet kan worden vastgesteld dat de verdachte op juiste wijze is opgeroepen.

Vordering tenuitvoerlegging (15-810233-16)

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 12 september 2016 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft gevorderd de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen, nu wegens het ontbreken van de oproepingsstukken in eerste aanleg niet kan worden vastgesteld dat de verdachte de oproeping van de vordering tot tenuitvoerlegging heeft ontvangen.
De raadsman heeft op dezelfde gronden verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen.
Het hof acht termen aanwezig om de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen, nu wegens het ontbreken van de stukken in verband met de oproeping van de vordering tot tenuitvoerlegging aan de verdachte in eerste aanleg niet kan worden vastgesteld dat de verdachte op juiste wijze is opgeroepen.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in de zaak met parketnummer 15-871275-16 onder 1 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer
15-810279-16 en in de zaak met parketnummer 15-871275-16 onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 15-810279-16 en in de zaak met parketnummer 15-871275-16 onder 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst afde vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Noord-Holland van 17 oktober 2016, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Haarlem van 12 september 2016, parketnummer 15-137186-16, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden.
Wijst afde vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Noord-Holland van 3 oktober 2016, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 12 september 2016, parketnummer 15-810233-16, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.N. Dalebout, mr. M. Lolkema en mr. B.A.A. Postma, in tegenwoordigheid van
mr. D.J. Lutje Wagelaar, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 28 mei 2018.
mr. B.A.A. Postma is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[…]