ECLI:NL:GHAMS:2018:3072

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 augustus 2018
Publicatiedatum
27 augustus 2018
Zaaknummer
23-004639-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

De juridische status van de Italiaanse identiteitskaart als reisdocument in het strafrecht

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk gebruik maken van een vervalst geschrift, namelijk een nationale identiteitskaart van Italië, tijdens een uitreiscontrole bij de Koninklijke Marechaussee op 24 november 2016 te IJmuiden. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en geoordeeld dat de Italiaanse identiteitskaart kan worden aangemerkt als een 'reisdocument' in de zin van artikel 231 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Dit artikel is een specialis ten opzichte van artikel 225 Sr, dat betrekking heeft op vervalsingen. Het openbaar ministerie had de tenlastelegging derhalve moeten baseren op artikel 231 Sr, maar dit is niet gebeurd. Het hof concludeert dat de tenlastelegging op artikel 225 Sr niet kan worden gehandhaafd, omdat de Italiaanse identiteitskaart onder de werkingssfeer van artikel 231 Sr valt. Hierdoor is het bewezen verklaarde niet strafbaar en wordt de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor het openbaar ministerie om de juiste juridische basis te kiezen bij het formuleren van de tenlastelegging.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004639-16
datum uitspraak: 27 augustus 2018
TEGENSPRAAK (bepaaldelijk gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen
het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 30 november 2016 in de strafzaak onder parketnummer 15-810324-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 1970,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
13 augustus 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 24 november 2016 te IJmuiden, gemeente Velsen, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een valselijk opgemaakt en/of vervalst geschrift dat bestemd was om tot bewijs
van enig feit te dienen, te weten een (nationale) identiteitskaart van Italië (voorzien van het nummer [nummer], op naam gesteld van [naam], geboren op [geboortedag 2] 1961 te [geboorteplaats 2]) als ware het echt en onvervalst, door deze aan te bieden bij de uitreiscontrole bij de Koninklijke Marechaussee.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal om doelmatigheidsredenen geheel worden vernietigd
.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 24 november 2016 te IJmuiden, gemeente Velsen, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vervalst geschrift dat bestemd was tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een (nationale) identiteitskaart van Italië (voorzien van het nummer [nummer], op naam gesteld van [naam], geboren op [geboortedag 2] 1961 te [geboorteplaats 2]) als ware het echt en onvervalst, door deze aan te bieden bij de uitreiscontrole bij de Koninklijke Marechaussee.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gesteld dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vervalst geschrift als bedoeld in artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Hij heeft daartoe aangevoerd dat de vervalste Italiaanse identiteitskaart niet kan worden aangemerkt als een document dat binnen de werkingssfeer van artikel 231 Sr valt. Enerzijds omdat de Italiaanse identiteitskaart niet wordt genoemd in een bepaling waarnaar artikel 231 Sr verwijst. Anderzijds omdat de Italiaanse identiteitskaart niet kan worden aangemerkt als een ‘reisdocument’ in de zin van artikel 231 Sr, aangezien daarmee slechts wordt gedoeld op identiteitskaarten en reisdocumenten die door de Nederlandse autoriteiten zijn uitgegeven. Dit laatste volgt uit het beschermd belang dat in artikel 231 Sr is gegeven. De tenlastelegging is derhalve terecht toegesneden op artikel 225 Sr, aldus de advocaat-generaal.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat de Italiaanse identiteitskaart een ‘reisdocument’ is in de zin van artikel 231 Sr. Artikel 231 Sr is een specialis ten opzichte van artikel 225 Sr. Het openbaar ministerie had derhalve de tenlastelegging moeten baseren
op artikel 231 Sr. Nu dat is nagelaten, kan het bewezenverklaarde niet worden gekwalificeerd als een strafbaar feit, zodat de verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Oordeel van het hof
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij opzettelijk gebruik heeft gemaakt van
een vervalst geschrift dat bestemd was tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een nationale identiteitskaart van Italië.
Artikel 231 Sr luidt als volgt (onderstreping hof):
Artikel 231
1. Hij die een
reisdocument, een
identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplichtof een ander
identiteitsbewijs dat afgegeven is door een dienst of organisatie van vitaal of nationaal belang, valselijk opmaakt of vervalst, of een zodanig geschrift op grond van valse persoonsgegevens doet verstrekken dan wel een zodanig geschrift dat aan hem of een ander verstrekt is, ter beschikking stelt van een derde met het oogmerk het door deze te doen gebruiken als ware het aan hem verstrekt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie.
2. Met dezelfde straf wordt gestraft hij die een reisdocument of een identiteitsbewijs als bedoeld in het eerste lid aflevert of voorhanden heeft waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat het vals of vervalst is, dan wel opzettelijk gebruik maakt van een vals of vervalst reisdocument of identiteitsbewijs als bedoeld in het eerste lid. Met dezelfde straf wordt gestraft hij die opzettelijk en wederrechtelijk gebruik maakt van een bij het bevoegd gezag als vermist opgegeven of een niet op zijn naam gesteld reisdocument of identiteitsbewijs als bedoeld in het eerste lid.
3. Artikel 225, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
Het hof is van oordeel, alsook door de advocaat-generaal en de raadsman naar voren gebracht, dat
een Italiaanse identiteitskaart niet valt onder ‘identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op
de identificatieplicht’ of een ‘ander identiteitsbewijs dat afgegeven is door een dienst of organisatie van vitaal of nationaal belang’.
Het hof ziet zich vervolgens gesteld voor de vraag of een Italiaanse identiteitskaart kan worden aangemerkt als een ‘reisdocument’ in de zin van artikel 231 Sr.
De memorie van toelichting bij het wetsvoorstel dat heeft geleid tot de vaststelling van de huidige tekst van artikel 231 Sr [1] houdt, voor zover van belang, het volgende in:

Artikel I, onder B
(…)
Handhaving van het begrip «reisdocument» is van belang omdat zowel buitenlandse reisdocumenten als nooddocumenten, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder f, van de Paspoortwet, niet als identiteitsbewijs in artikel 1, eerste lid, van de Wet op de identificatieplicht zijn aangewezen. Deze twee reisdocumenten zouden buiten de werkingssfeer van artikel 231 Sr komen te vallen, indien het begrip «reisdocument» zou komen te vervallen. Anders dan het College van procureurs-generaal in zijn advies veronderstelt, hebben de buitenlandse reisdocumenten en de nooddocumenten alleen maar de functie om te kunnen reizen van het ene naar het andere land en geen identificerende functie zoals de andere reisdocumenten die in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht als identiteitsbewijs zijn aangewezen. Het begrip «reisdocument» dient dan ook in artikel 231 Sr naast het begrip «identiteitsbewijs» gehandhaafd te blijven. [2]
(…)
Doordat artikel 231 Sr een specialis vormt ten opzichte van artikel 225 Sr, is er sprake van een situatie als bedoeld in artikel 55, tweede lid, Sr en geldt de regel dat de bijzondere bepaling van artikel 231 Sr de werking van de algemene bepaling van artikel 225 Sr uitsluit.” [3]
De Europese Overeenkomst nopens het verkeer van personen tussen de Lidstaten van de Raad van Europa [4] houdt, voor zover relevant, het volgende in:

Article 1
1. Nationals of the Contracting Parties, whatever their country of residence, may enter or leave the territory of another Party by all frontiers on presentation of one of the documents listed in the appendix to this Agreement, which is an integral part thereof. (…)
Appendix (…)
Italy:
- Valid passport of the Italian Republic
- Official identity card of the Italian Republic
- For children : birth certificate with photograph, stamped by the police
- Personal identity card issued to State officials.”
Uit het dossier blijkt dat het vervalste document waarvan de verdachte het bezit wordt verweten een door de Italiaanse Republiek uitgegeven identiteitsbewijs betreft. Blijkens de hiervoor opgenomen wetsgeschiedenis heeft artikel 231 Sr ook betrekking op buitenlandse reisdocumenten. Reisdocumenten hebben als functie het reizen van het ene naar het andere land. In aanmerking genomen dat in de hiervoor bedoelde Europese Overeenkomst de identiteitskaart van de Italiaanse Republiek is aangemerkt als een document op vertoon waarvan Italiaanse onderdanen het grondgebied van lidstaten van de Raad van Europa – waaronder Nederland – mogen binnenreizen en verlaten, dient naar het oordeel van het hof
de Italiaanse identiteitskaart te worden aangemerkt als een buitenlands reisdocument, en daarmee als reisdocument in de zin van artikel 231 Sr.
Het hof overweegt voorts dat uit de wetsgeschiedenis blijkt dat artikel 231 Sr ten opzichte van artikel 225 Sr een specialis is in de zin van artikel 55, tweede lid Sr. Het openbaar ministerie had de tenlastelegging mitsdien moeten toesnijden op artikel 231 Sr. Nu de tenlastelegging is gebaseerd op artikel 225 Sr, levert het bewezen verklaarde geen strafbaar feit op. De verdachte dient derhalve te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde
nietstrafbaar en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Senden, mr. S. Clement en mr. P. Greve, in tegenwoordigheid van mr. M. Gieske, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 27 augustus 2018.
Mr. M. Senden is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[…]

Voetnoten

1.Kamerstukken II, 2011-12, 33 352, nr. 3.
2.Idem, pagina’s 15 en 16.
3.Idem, pagina’s 18 en 19.
4.Overeenkomst van 13 december 1957 (Trb. 1960, 103), laatstelijk gewijzigd Trb. 1992, 31.