ECLI:NL:GHAMS:2018:3058

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 augustus 2018
Publicatiedatum
24 augustus 2018
Zaaknummer
23-000402-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor diefstal en veroordeling voor verduistering in dienstbetrekking

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in Irak in 1984, was in eerste aanleg veroordeeld voor diefstal, maar heeft hoger beroep ingesteld. Het hof heeft de zaak behandeld naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting op 9 augustus 2018. De verdachte werd primair ten laste gelegd voor diefstal van poststukken, maar het hof oordeelde dat niet wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan deze diefstal. Daarom werd hij vrijgesproken van het primair ten laste gelegde.

Echter, het hof achtte het subsidiair ten laste gelegde, namelijk verduistering in dienstbetrekking, wel bewezen. De verdachte had in de periode van 11 december 2016 tot en met 9 februari 2017 poststukken en enveloppen, die toebehoorden aan verschillende bedrijven, wederrechtelijk toegeëigend tijdens zijn werkzaamheden als chauffeur voor een koeriersbedrijf. Het hof oordeelde dat de verdachte het vertrouwen van zijn werkgever had beschaamd en dat zijn handelen schadelijk was voor de samenleving.

De politierechter had de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand en een taakstraf van 60 uren. De advocaat-generaal vorderde dezelfde straffen, terwijl de raadsvrouw van de verdachte om een geldboete vroeg. Het hof besloot de straffen te handhaven, gezien de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze waren begaan. Daarnaast werd de benadeelde partij, [bedrijf 9] Pakketten, niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat de schade niet voldoende kon worden aangetoond in verband met het bewezen verklaarde.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000402-18
datum uitspraak: 23 augustus 2018
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 29 januari 2018 in de strafzaak onder parketnummer 15-231886-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Irak) op [geboortedag] 1984,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 9 augustus 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
Primair
hij op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 1 november 2016 tot en met 9 februari 2017 in de gemeente Heerhugowaard en/of Hoorn (NH) en/of (elders) in Nederland (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meer poststukken en/of enveloppen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 9] , en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] en/of [bedrijf 4] en/of [bedrijf 5] in elk geval toebehorende (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte;
Subsidiair
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 november 2016 tot en met 9 februari 2017 in de gemeente(n) Heerhugowaard en/of Hoorn (NH) en/of (elders) in Nederland (telkens) opzettelijk een of meer poststuk(ken) en/of envelop(pen), geheel of ten dele toebehoorde aan [bedrijf 9] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] en/of [bedrijf 4] en/of [bedrijf 5] , in elk geval toebehorende (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk(e) goed(eren) verdachte (telkens) uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking, te weten als chauffeur werkzaam voor een koeriersberijf in opdracht van genoemde [bedrijf 9] , in elk geval (telkens) anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Vrijspraak primair ten laste gelegde

Het hof acht, met de advocaat-generaal en de raadsvrouw, niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring subsidiair ten laste gelegde

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 11 december 2016 tot en met 9 februari 2017 in Nederland telkens opzettelijk een poststuk en/of enveloppen, toebehorende aan [bedrijf 9] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] en/of [bedrijf 4] en/of [bedrijf 5] , in elk geval toebehorende telkens aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welke goederen verdachte telkens uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking, te weten als chauffeur werkzaam voor een koeriersbedrijf in opdracht van genoemde [bedrijf 9] onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Hetgeen subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Bewijsmiddelen

Het hof
neemt overuit het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg dat één geheel vormt met de aantekening van het mondeling vonnis waarvan beroep, de bewijsmiddelen I en II en vult deze aan met de volgende bewijsmiddelen:
III. Een geschrift, te weten een verslag van bevindingen van [naam 1] van 17 maart 2017, in de functie van ‘investigator’, [bedrijf 9] Security [doorgenummerde pagina’s 26 -34]
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als gedane bevindingen van [naam 1] :
Op 13 maart 2017 werd door [naam 2] , Generalist GGP, jeugdpolitie te Hoorn, onderzoek ingesteld aan de hand van een aantal kopieën, die waren aangetroffen bij een onderzoek in de woning van [verdachte] (het hof begrijpt gelet op dossierpagina 008 van het dossier: aan [adres] te Heerhugowaard) Hieronder volgt een opsomming van de documenten en mijn bevindingen binnen de processen van [bedrijf 9] .
 Pakbon, orderdatum 10-12-2016, afzender [bedrijf 6] , geadresseerd aan [naam 3] .
 Betreffende pakket met barcode [code 9] had op zondag 11 december 2016 bezorgd moeten worden door de chauffeur [verdachte] , op dat moment werkzaam voor het subcontractor bedrijf [bedrijf 7] ‑Koeriersdienst.
 Opengescheurde envelop, verzonden door [bedrijf 6] , met barcode [code 1] geadresseerd aan [naam 3] .
 Dit betreft de envelop die behoort bij de pakbon die hiervoor werd beschreven.
 Openscheurde envelop van [bedrijf 8] , geadresseerde [naam 4] .
 Aan de hand van de barcode [code 2] van [bedrijf 9] op de envelop kon worden vastgesteld dat deze aangetekende zending op 20 januari 2017, om 16:47 uur, werd geaccepteerd op het [postkantoor] . Na deze scan werden geen vervolgscans meer gegeven wat wel gebruikelijk hoort te zijn.
 Een opengescheurde envelop geadresseerd aan [naam 5] .
 Aan de hand van de barcode [code 3] van [bedrijf 9] op de envelop kon worden vastgesteld, dat de aangetekende brief op 20 januari 2017, om 17:24 uur, werd geaccepteerd op [postkantoor] . Na deze scan werden geen vervolgscans meer gegeven wat wel gebruikelijk hoort te zijn.
 Opengescheurde envelop van [bedrijf 9] aan [bedrijf 1]
 Aan de hand van de barcode [code 4] van [bedrijf 9] op de envelop kon worden vastgesteld dat deze aangetekende zending op 20 januari 2017, om 14:33 uur, werd geaccepteerd op het [postkantoor] . Na deze scan werden geen vervolgscans meer gegeven wat wel gebruikelijk hoort te zijn. Er werd door de afzender een navraag naar deze zending gedaan. Daaruit bleek dat de inhoud bestond uit drie Ikea cadeaubonnen en een bioscoopbon.
 Opengescheurde envelop van [bedrijf 9] aan [bedrijf 2]
 Aan de hand van de barcode [code 5] van [bedrijf 9] op de envelop kon worden vastgesteld dat deze aangetekende brief op 20 januari 2017 om 14:33 uur werd geaccepteerd bij [postkantoor] . Na deze scan werden geen vervolgscans meer gegeven wat wel gebruikelijk hoort te zijn. Er werd door de afzender een navraag naar deze zending gedaan. Daaruit bleek dat de inhoud bestond uit 8 Ikea cadeaubonnen met een waarde van € 160,00.
 Opengescheurde envelop van [bedrijf 9] aan [bedrijf 3] B.V.
 Aan de hand van de barcode [code 6] van [bedrijf 9] op de envelop kon worden vastgesteld dat deze aangetekende brief op 20 januari 2017 om 14:33 uur werd geaccepteerd bij [postkantoor] . Na deze scan werden geen vervolgscans meer gegeven wat wel gebruikelijk hoort te zijn. Er werd door de afzender een navraag naar deze zending gedaan. Daaruit bleek dat de inhoud bestond uit 6 bioscoopbonnen met een waarde van € 60,00.
 Opengescheurde envelop van [bedrijf 9] aan [bedrijf 4]
 Aan de hand van de barcode [code 7] van [bedrijf 9] op de envelop kon worden vastgesteld dat deze aangetekende brief op 20 januari 2017 om 14:33 uur werd geaccepteerd bij [postkantoor] . Na deze scan werden geen vervolgscans meer gegeven wat wel gebruikelijk hoort te zijn. Er werd door de afzender een navraag naar deze zending gedaan. Daaruit bleek dat de inhoud bestond uit 1 diner kaart met een waarde van € 50,00.
 Opengescheurde envelop van [bedrijf 9] aan [bedrijf 5] .
 Aan de hand van de barcode [code 8] van [bedrijf 9] op de envelop kon worden vastgesteld dat deze aangetekende brief op 20 januari 2017 om 14:33 uur werd geaccepteerd bij [postkantoor] . Na deze scan werden geen vervolgscans meer gegeven wat wel gebruikelijk hoort te zijn. Er werd door de afzender een navraag naar deze zending gedaan. Daaruit bleek dat de inhoud bestond uit 1 diner kaart met een waarde van € 50,00.
IV. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 9 augustus 2018.
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik heb de ten laste gelegde goederen weggenomen tijdens mijn dienst als chauffeur bij [bedrijf 7] -koeriers. [bedrijf 7] -koeriers heeft een contract met [bedrijf 9] .
Voor zover de hiervoor vermelde bewijsmiddelen geschriften betreffen als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 5° van het Wetboek van Strafvordering, zijn deze telkens slechts gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De politierechter heeft de verdachte voor de in eerste aanleg bewezen verklaarde diefstal, zoals primair ten laste gelegd, veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand, met een proeftijd van twee jaren, alsmede tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het subsidiair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot dezelfde straffen als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsvrouw van de verdachte heeft op grond van de huidige persoonlijke omstandigheden van de verdachte verzocht de verdachte een geldboete, met een maximum van € 810,-, op te leggen. De verdachte is al fors getroffen. Niet alleen vanwege het ontslag op staande voet, maar ook omdat de aanvraag tot naturalisatie thans wordt geweigerd en de verdachte daarom niet zijn thuisland kan inreizen. Dat maakt dat hij geen afscheid heeft kunnen nemen van zijn inmiddels overleden vader en zijn zieke moeder niet kan bezoeken. De bepleite strafhoogte houdt verband met de door de verdachte gewenste naturalisatie, aldus de raadsvrouw.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft in een periode van ongeveer drie maanden zich keer op keer schuldig gemaakt aan verduistering van aan hem toevertrouwde (pakket)post tijdens zijn werkzaamheden als chauffeur. Hij heeft aldus het vertrouwen dat zijn werkgever in hem had gesteld, beschaamd en, daarenboven, het belang dat de samenleving heeft bij een correct functionerende post- en pakketbezorging geschaad. Voorts heeft hij de mogelijkheid in het leven geroepen dat de verzenders en/of de oorspronkelijke geadresseerden van de poststukken (financieel) nadeel zou kunnen worden toegebracht. Het hof rekent het de verdachte aan dat hij hiervoor zijn ogen heeft gesloten en kennelijk alleen maar heeft gedacht aan zijn eigen financieel gewin.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 24 juli 2018 is hij niet eerder strafrechtelijk veroordeeld, zodat dit niet in zijn nadeel weegt.
Het hof acht, alles afwegende, de door de politierechter opgelegde en door de advocaat-generaal gevorderde voorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met een taakstraf van na te melden duur passend en geboden. Ondanks het feit dat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter, zal het geen lagere straf opleggen, omdat dan onvoldoende recht zou worden gedaan aan de aard en de ernst van het bewezen verklaarde. In het voorgaande ligt besloten dat om dezelfde reden niet kan worden volstaan met oplegging van een geldboete, zoals door de raadsvrouw bepleit.

Beslag

Het hof is van oordeel dat de onder de verdachte inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten zeven pakjes sigaretten Marlboro Gold, dienen te worden terug gegeven aan de verdachte, aangezien hij redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.

Vordering van de benadeelde partij [bedrijf 9] Pakketten Benelux B.V.

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.851,26 bestaande uit € 1851,26 aan weggenomen zendingen en € 1000,00 aan onderzoekskosten bedrijfsrecherche. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.851,26. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Het hof overweegt als volgt.
De wijze van schadeberekening van beide posten is niet duidelijk in rechtstreeks verband te brengen met het bewezen verklaarde, zoals wettelijk is vereist. Nader onderzoek hiernaar zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57 en 322 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
7 (zeven) pakjes sigaretten Marlboro Gold.
Vordering van de benadeelde partij [bedrijf 9] Paketten
Verklaart de benadeelde partij [bedrijf 9] Paketten niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.M.D. Aardema, mr. A.E. Kleene-Krom en mr. B.A.A. Postma, in tegenwoordigheid van A.D. Renshof, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 23 augustus 2018.
mr. B.A.A. Postma is buiten staat dit arrest te ondertekenen.