2.Feiten
De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder het kopje “De feiten” de feiten vastgesteld die hij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Die feiten komen neer op het volgende.
a. Eigen Haard heeft met ingang van 6 maart 2012 aan [geïntimeerde] een woning verhuurd aan de [adres] (hierna: de woning). [geïntimeerde] is geboren [in] 1989 en thans dus ruim 29 jaar oud.
b. De huurovereenkomst draagt als titel “Tijdelijke huurovereenkomst Jongerenhuisvesting”. De achtergrond van dit type contract is dat in 2006 tussen de gemeente Amsterdam en de Amsterdamse federatie van Woningcorporaties afspraken zijn gemaakt over de jongerenhuisvesting in de gemeente Amsterdam. Hiervoor zijn door de woningcorporaties in totaal 800 en door Eigen Haard enige honderden goedkope woningen beschikbaar gesteld aan jongeren tussen 18 en 23 jaar oud. In de uitvoerige inleiding van de huurovereenkomst is verwezen naar deze afspraken en is benadrukt dat het voor het kunnen (blijven) huisvesten van jongeren noodzakelijk is dat de woning, nadat de huurder 26 jaar oud is geworden en dus eigenlijk geen “jongere” meer is, opnieuw aan een jongere kan worden verhuurd.
c. Onder het kopje “Over welke uitgangspunten zijn huurder en verhuurder het eens?” is in de huurovereenkomst (onder meer) het volgende opgenomen:
“11. De woning die huurder huurt is speciaal bestemd voor jongeren. Dat betekent concreet dat jongeren die op de datum van selectie van de nieuwe huurder 18 tot 23 jaar oud zijn de woning kunnen huren tot ze 26 jaar en zes maanden oud zijn;
12. Deze overeenkomst wordt aangegaan voor ten hoogste de periode tot zes maanden
nadat huurder 26 jaar oud is geworden. Voor deze manier van verhuren is gekozen, omdat er in Amsterdam veel jongeren zijn die problemen hebben met het vinden van passende woonruimte;
13. Het is daarom van groot belang dat huurder tijdig naar andere woonruimte op zoek gaat (ruimschoots voordat het 26e levensjaar bereikt wordt);
14. Het tijdelijke karakter van deze jongerenwoning brengt mee dat inschrijfduur bij WoningNet van huurder verder aangroeit (…);
15. Als de huurtermijn is verstreken dient huurder de woning aan verhuurder op te leveren, zodat verhuurder de woning opnieuw kan verhuren aan een persoon die jonger is dan 23 jaar;
16. Als huurder de opleveringsverplichtingen niet tijdig nakomt, handelt huurder in strijd met de gemaakte afspraken en met de wet onder meer artikel 7:232 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek;
17. Huurder en verhuurder vinden het niet acceptabel als huurder een beroep op huurbescherming zou doen als de huurperiode eindigt: huurder realiseert zich dat [hij daar]door een woning in handen zou proberen te houden, die speciaal bestemd is voor het huisvesten van jongeren, wat met zich meebrengt dat huurder jongeren die om huisvesting verlegen zitten benadeelt en dat verhuurder wordt belemmerd in het nakomen van de afspraken over het huisvesten van jongeren;
18. Huurder onderschrijft dat wegens de bij de uitvoering van de overeenkomst in acht te nemen redelijkheid en billijkheid een dergelijk beroep onaanvaardbaar zou zijn;
d. Onder het kopje “Ingangsdatum en einddatum huurcontract” is opgenomen dat de overeenkomst in ieder geval zal eindigen zes maanden na de maand waarin de huurder 26 jaar oud is geworden, hier op 30 september 2015, dat de huurder de woning op deze einddatum zal opleveren en dat wanneer niet aan die opleveringsverplichting wordt voldaan, Eigen Haard in kort geding ontruiming zal vorderen. Verder is in dit artikel bepaald dat de huurder geen beroep zal doen op enige ontruimings- of huurbescherming en dat zo’n beroep in strijd is met het jongerenhuisvestingsbeleid en de wet. Herhaald is dat een beroep op huurbescherming naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Onder hetzelfde kopje is vermeld dat de verhuurder bij niet voldoen aan de opleveringsverplichting ook kan kiezen voor opzegging op grond van dringend eigen gebruik (artikel 7:274 lid 1 onder c BW). De wettelijke “campuscontract-regeling” is van overeenkomstig toepassing verklaard.
e. Bij brief van 5 juni 2015 heeft Eigen Haard [geïntimeerde] bericht dat de huurovereenkomst in beginsel zou eindigen op 30 september 2015. Indien [geïntimeerde] de huurovereenkomst niet zelf zou opzeggen, zou Eigen Haard tijdig een opzegging sturen.
f. Bij brief van 15 februari 2016 heeft Eigen Haard de huurovereenkomst voor de woning opgezegd per 29 februari 2016. Als reden is opgegeven dat de overeenkomst naar zijn aard van korte duur is als bedoeld in artikel 7:232 lid 2 BW. Verder is verwezen naar de vermelding in de huurovereenkomst van de artikelen 6:2 BW en 6: 248 BW. Een beroep op huurbescherming zou wegens de bij de uitvoering van de overeenkomst in acht te nemen redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn. Verder is vermeld: “Als u de woning niet uiterlijk op de afgesproken datum heeft ontruimd, kunnen wij er ook voor kiezen de huurovereenkomst op te zeggen op grond van “dingend eigen gebruik” (artikel 7:274, lid 1, onder c.). Wij beroepen ons daar nu al op. Dat is mogelijk omdat wij als verhuurder het jongerenhuisvestingsbeleid dienen uit te voeren”.
g. [geïntimeerde] heeft niet gereageerd op deze brief.
h. Op 30 maart 2016 heeft de toenmalige advocaat van Eigen Haard [geïntimeerde] geschreven dat hij de opdracht had gekregen om een dagvaarding tot ontruiming uit te brengen.
i. [geïntimeerde] heeft de woning niet ontruimd en een beroep op huurbescherming gedaan.