In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 15 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1964 in Distrikt Suriname, was gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zaanstad te Westzaan. Hij was aangeklaagd voor het opzettelijk binnenbrengen van ongeveer 826,6 gram cocaïne op 20 april 2018 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, die hem had veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven maanden.
Tijdens de zitting op 1 augustus 2018 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdachte en zijn raadsvrouw. De raadsvrouw voerde aan dat het nettogewicht van de cocaïne in de slikkersbollen onjuist was geverbaliseerd en dat dit invloed had op de strafmaat. Het hof oordeelde echter dat de verdachte opzettelijk een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne had ingevoerd, wat schadelijk is voor de gezondheid van personen. Het hof heeft vastgesteld dat de ingevoerde cocaïne was verborgen in slikkersbollen, waarvan het nettogewicht tussen de 500 en 1000 gram lag.
Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven maanden, met aftrek van voorarrest. De beslissing is gebaseerd op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en de eerdere veroordelingen van de verdachte. De toepasselijke wettelijke voorschriften zijn de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde.