In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 9 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 2 augustus 2017 was gewezen. De verdachte, geboren in Algerije in 1969 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was gedagvaard onder parketnummer 13-057383-17. Het hof heeft het hoger beroep ingesteld tegen een vonnis waarin de verdachte was veroordeeld voor het opzettelijk niet voldoen aan een bevel van de burgemeester van Amsterdam, dat hem verbood zich gedurende drie maanden in een bepaald gebied te bevinden. Dit bevel was gegeven op basis van de Gemeentewet en de Algemene Plaatselijke Verordening 2008.
Tijdens de zitting op 26 maart 2018 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de raadsman gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 26 maart 2017 om 20:14 uur in Amsterdam het bevel van de burgemeester niet heeft opgevolgd. Het hof heeft de tenlastelegging verbeterd waar nodig, zonder dat dit de verdediging van de verdachte heeft geschaad. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en is tot een andere bewezenverklaring gekomen.
De verdachte is eerder onherroepelijk veroordeeld voor strafbare feiten, wat het hof in zijn overwegingen heeft meegenomen. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van één week. De advocaat-generaal had een voorwaardelijke gevangenisstraf van één week met een proeftijd van twee jaren gevorderd. Het hof heeft echter besloten om de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van één week op te leggen, rekening houdend met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan. Het hof heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften, artikelen 63 en 184 van het Wetboek van Strafrecht, toegepast zoals deze golden ten tijde van het bewezenverklaarde.