ECLI:NL:GHAMS:2018:2961

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 april 2018
Publicatiedatum
16 augustus 2018
Zaaknummer
23-002856-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake overtreding gebiedsverbod

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 9 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 2 augustus 2017 was gewezen. De verdachte, geboren in Algerije in 1969 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was gedagvaard onder parketnummer 13-057383-17. Het hof heeft het hoger beroep ingesteld tegen een vonnis waarin de verdachte was veroordeeld voor het opzettelijk niet voldoen aan een bevel van de burgemeester van Amsterdam, dat hem verbood zich gedurende drie maanden in een bepaald gebied te bevinden. Dit bevel was gegeven op basis van de Gemeentewet en de Algemene Plaatselijke Verordening 2008.

Tijdens de zitting op 26 maart 2018 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de raadsman gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 26 maart 2017 om 20:14 uur in Amsterdam het bevel van de burgemeester niet heeft opgevolgd. Het hof heeft de tenlastelegging verbeterd waar nodig, zonder dat dit de verdediging van de verdachte heeft geschaad. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en is tot een andere bewezenverklaring gekomen.

De verdachte is eerder onherroepelijk veroordeeld voor strafbare feiten, wat het hof in zijn overwegingen heeft meegenomen. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van één week. De advocaat-generaal had een voorwaardelijke gevangenisstraf van één week met een proeftijd van twee jaren gevorderd. Het hof heeft echter besloten om de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van één week op te leggen, rekening houdend met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan. Het hof heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften, artikelen 63 en 184 van het Wetboek van Strafrecht, toegepast zoals deze golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-002856-17
Datum uitspraak: 9 april 2018
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 2 augustus 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-057383-17 tegen
[verdachte 1], gedagvaard als [verdachte 2]
geboren te [verdachte 2] (Algerije) op [geboortedag] 1969,
zonder bekende woon- of verblijfplaats.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 26 maart 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 26 maart 2017 te 20:14 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 172 en/of 177 van de Gemeentewet en/of 2.9 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, in elk geval krachtens wettelijk voorschrift, door of namens de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, inhoudende - zakelijk weergegeven - om zich uit het overlastgebied 1 Centrum, althans uit een door de burgemeester aangewezen gebied, te verwijderen en zich daar gedurende 3 maanden niet meer te bevinden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 26 maart 2017 te 20:14 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 2.9 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, namens de burgemeester van Amsterdam gegeven bevel, inhoudende - zakelijk weergegeven - zich uit het overlastgebied 1 Centrum, te verwijderen en zich daar gedurende 3 maanden niet meer te bevinden.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk niet voldoen aan een bevel, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 week.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 week met een proeftijd van 2 jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft met betrekking tot de op te leggen gevangenisstraf in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft een namens de Burgemeester van Amsterdam opgelegd gebiedsverbod overtreden. Dergelijke verboden hebben tot doel het verstoren van de openbare orde en overlast voor bewoners, bedrijven en toeristen binnen een bepaald gebied tegen te gaan. Door een dergelijk bevel te negeren heeft de verdachte er blijk van gegeven zich weinig gelegen te laten liggen aan een hem van overheidswege in dat verband uitgevaardigd verbod.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 14 maart 2018 (op naam van [verdachte 1], geboren op 4 februari 1969 in Algerije) is hij eerder onherroepelijk veroordeeld voor strafbare feiten; dit weegt het hof in zijn nadeel mee.
Het hof acht de door de advocaat-generaal gevorderde en door de raadsman verzochte geheel voorwaardelijke gevangenisstraf niet passend ,gelet op de ernst van het feit en de documentatie van de verdachte.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 184 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) week.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J. Piena, mr. A.M. van Woensel en mr. M.J.A. Duker, in tegenwoordigheid van mr. C. Schenker, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 9 april 2018.
[......]
.