Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.De feiten
3.Beoordeling
grief 2keert [appellant] zich tegen de overweging van de kantonrechter onder 8 van het vonnis, dat “nu de achterstand (van [geïntimeerde] in betaling van de huur, toevoeging hof) minder dan drie maanden is, terwijl van herhaalde wanprestatie in de zin van het bij deze rechtbank gehanteerde beleid geen sprake is”, de vordering tot ontbinding en ontruiming van de huurovereenkomst niet op die grond zal worden toegewezen. Ook deze tweede grief faalt.
grief 4klaagt [appellant] erover dat de kantonrechter zijn beroep op vernietiging van de huurovereenkomst wegens dwaling heeft afgewezen. Deze grief faalt, omdat [appellant] - wat er verder zij van dit beroep op dwaling - een tot vernietiging van de huurovereenkomst strekkende vordering niet heeft ingesteld.
4.Beslissing
in de periode van september 2018 tot en met november 2018aan (het enquêtebureau van) het hof ter bepaling van een datum waarop het getuigenverhoor plaats zal vinden;