In deze zaak gaat het om een hoger beroep in een kort geding dat is aangespannen door Woningstichting Rochdale tegen twee huurders, [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2], wegens de aanwezigheid van een hennepkwekerij in de huurwoning. De kantonrechter had eerder de ontruimingsvordering van Rochdale voorwaardelijk toegewezen, wat betekent dat de huurders de woning mochten behouden zolang zij gedurende een jaar geen inbreuk maakten op de huurovereenkomst. Rochdale is in hoger beroep gegaan, omdat zij van mening is dat de tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst een onvoorwaardelijke ontbinding rechtvaardigt.
De feiten zijn als volgt: de huurders huren sinds 29 mei 2002 de woning van Rochdale. In september 2017 heeft de politie een hennepkwekerij aangetroffen in de woning, wat leidde tot de sommaties van Rochdale om de huurovereenkomst op te zeggen. De huurders hebben betoogd dat zij niet op de hoogte waren van de hennepkwekerij, maar het hof oordeelt dat zij tekort zijn geschoten in hun verplichtingen als huurders. Het hof stelt vast dat de aanwezigheid van een professionele hennepkwekerij in de woning een ernstige tekortkoming is die de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt.
Het hof vernietigt het eerdere vonnis van de kantonrechter en wijst de ontruimingsvordering van Rochdale onvoorwaardelijk toe. De huurders worden veroordeeld om de woning binnen twee maanden te ontruimen en worden hoofdelijk in de proceskosten veroordeeld. Het hof benadrukt dat het belang van Rochdale bij een snelle ontruiming groot is, gezien haar beleid tegen hennepteelt en de negatieve impact daarvan op de buurt.