ECLI:NL:GHAMS:2018:2810

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 augustus 2018
Publicatiedatum
7 augustus 2018
Zaaknummer
23-000139-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake mishandeling met identificatie van de verdachte

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 6 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 4 januari 2018 was gewezen. De verdachte was beschuldigd van mishandeling van een slachtoffer op 26 augustus 2016 te Amsterdam. De tenlastelegging hield in dat de verdachte opzettelijk het slachtoffer met gebalde vuist in het gezicht had geslagen, wat leidde tot letsel en pijn voor het slachtoffer. De verdediging voerde aan dat de identificatie van de verdachte niet met voldoende zekerheid kon worden vastgesteld, omdat er twijfels bestonden over de herkenning door het slachtoffer. Het hof verwierp dit verweer en oordeelde dat de identificatie op basis van een pasfoto van de verdachte, die aan het slachtoffer was getoond, voldoende was. Het hof achtte de mishandeling wettig en overtuigend bewezen en sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten. De politierechter had de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van één week, maar het hof verhoogde de straf naar vier weken, waarvan twee weken voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Het hof overwoog dat de verdachte eerder was veroordeeld voor geweldsdelicten en dat zijn gedrag in deze zaak laakbaar was, vooral omdat het geweld plaatsvond in het openbaar en de verdachte het slachtoffer had mishandeld terwijl deze probeerde een conflict te sussen. De op te leggen straf was gebaseerd op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000139-18
datum uitspraak: 6 augustus 2018
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 4 januari 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-235778-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1972,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 23 juli 2018.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 26 augustus 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland opzettelijk mishandelend [slachtoffer] (met kracht met gebalde vuist) in/op/tegen het gezicht althans het hoofd heeft geslagen en/of gestompt waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewijsverweer

De raadsman van de verdachte heeft bepleit dat de verdachte wordt vrijgesproken op grond van het volgende. Op basis van het dossier kan niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat de verdachte de persoon is geweest die het slachtoffer heeft mishandeld, nu niet blijkt op welke foto de aangever de verdachte heeft herkend. Derhalve kan niet worden uitgesloten dat een ander dan de verdachte op de scooter heeft gezeten en dat dit degene is geweest die zich aan de mishandeling schuldig heeft gemaakt.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt daartoe als volgt.
In zijn proces-verbaal van 22 september 2016 heeft verbalisant [verbalisant] gerelateerd dat hij een pasfoto van de verdachte bij de gemeente heeft opgevraagd en dat hij van de officier van justitie toestemming kreeg die pasfoto aan de aangever te tonen. Het hof begrijpt dat het hier gaat om de foto die op pagina 29 van het doorgenummerde dossier is opgenomen, mede gelet op de inhoud van pagina 28 van het dossier – een kopie van de aanvraag van een reisdocument door de verdachte, met bijgevoegde pasfoto –, zodat buiten twijfel staat dat het die foto (van de verdachte) is die aan de aangever is getoond.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 26 augustus 2016 te Amsterdam opzettelijk mishandelend [slachtoffer] met kracht met gebalde vuist tegen het gezicht heeft geslagen waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 week
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling door de aangever met gebalde vuist tegen zijn gezicht te slaan. De aangever heeft hierbij letsel bekomen en pijn ondervonden. Door aldus te handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de aangever. Bij slachtoffers van dergelijk geweld blijven gevoelens van angst en onzekerheid veelal gedurende langere tijd bestaan. Daarnaast dragen feiten als het onderhavige, waarbij geweld in het openbaar wordt aangewend, bij aan een gevoel van onveiligheid bij omstanders. In het onderhavige geval is verdachte’s gedrag te meer laakbaar omdat de aangever werd gestompt toen hij het verbale geweld van de verdachte tegen twee vrouwen in het verkeer probeerde te sussen. Bovendien is de verdachte blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 12 juli 2018 eerder veelvuldig ter zake van geweldsdelicten feiten onherroepelijk veroordeeld, hetgeen het hof bij de strafmaat in het nadeel van de verdachte meeweegt.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22b, 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) weken.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
2 (twee) weken, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. van Woensel, mr. R. Kuiper en mr. A.M. Ruige, in tegenwoordigheid van R.L. Vermeulen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 6 augustus 2018.
Mr. Kuiper is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
[…]