In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder op 19 februari 2018 vrijgesproken van een tenlastelegging van wederspannigheid. Het hoger beroep was ingesteld door de verdachte, die zich niet kon vinden in de vrijspraak. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het hoger beroep voor zover dit gericht is tegen de beslissing tot vrijspraak, aangezien artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering bepaalt dat tegen een vrijspraak geen hoger beroep openstaat.
De tenlastelegging in hoger beroep betrof het verzet tegen ambtenaren op 6 november 2016 te Amsterdam. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal, die vrijspraak heeft gevraagd, in overweging genomen. Na beoordeling van het dossier kwam het hof tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs was voor de tenlastelegging van verzet. Het hof oordeelde dat het dossier niet voldoende duidelijkheid bood over de omstandigheden van de aanhouding en het verzet van de verdachte.
Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd, maar heeft de verdachte vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde feit. De beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarbij mr. Kuiper niet in staat was het arrest te ondertekenen. De uitspraak is gedaan op de openbare terechtzitting van 23 juli 2018.