ECLI:NL:GHAMS:2018:2809

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 augustus 2018
Publicatiedatum
7 augustus 2018
Zaaknummer
23-000757-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van wederspannigheid in hoger beroep tegen vrijspraak door politierechter

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder op 19 februari 2018 vrijgesproken van een tenlastelegging van wederspannigheid. Het hoger beroep was ingesteld door de verdachte, die zich niet kon vinden in de vrijspraak. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het hoger beroep voor zover dit gericht is tegen de beslissing tot vrijspraak, aangezien artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering bepaalt dat tegen een vrijspraak geen hoger beroep openstaat.

De tenlastelegging in hoger beroep betrof het verzet tegen ambtenaren op 6 november 2016 te Amsterdam. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal, die vrijspraak heeft gevraagd, in overweging genomen. Na beoordeling van het dossier kwam het hof tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs was voor de tenlastelegging van verzet. Het hof oordeelde dat het dossier niet voldoende duidelijkheid bood over de omstandigheden van de aanhouding en het verzet van de verdachte.

Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd, maar heeft de verdachte vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde feit. De beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarbij mr. Kuiper niet in staat was het arrest te ondertekenen. De uitspraak is gedaan op de openbare terechtzitting van 23 juli 2018.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000757-18
datum uitspraak: 23 juli 2018
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 19 februari 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-012037-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 23 juli 2018.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep

De verdachte is door de politierechter in de rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 1 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is, voor zover in hoger beroep nog aan de orde, tenlastegelegd dat:
2:
hij, op of omstreeks 6 november 2016, te Amsterdam, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een of meer ambtenaren, [verbalisant], hoofdagent van politie, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, door te rukken en/of te trekken in een richting tegengesteld aan die waarin die [verbalisant] hem, verdachte, trachtte te geleiden, toen die [verbalisant] hem, verdachte, op verdenking van het gepleegd hebben van enig strafbaar feit had aangehouden en vastgegrepen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden vrijgesproken.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 2 is tenlastegelegd, zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken. Het hof overweegt daartoe dat het dossier onvoldoende duidelijkheid biedt over de gang van zaken met betrekking tot het vermeende door de verdachte gepleegde verzet bij zijn aanhouding.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 1 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor het overige en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. van Woensel, mr. R. Kuiper en mr. A.M. Ruige, in tegenwoordigheid van R.L. Vermeulen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 23 juli 2018.
Mr. Kuiper is buiten staat dit arrest te ondertekenen.