ECLI:NL:GHAMS:2018:2806

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 augustus 2018
Publicatiedatum
7 augustus 2018
Zaaknummer
23-003809-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van diefstal door middel van braak en medeplegen van diefstal met taakstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 6 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van medeplegen van diefstal door middel van braak en medeplegen van diefstal. De tenlastelegging omvatte verschillende diefstallen, waaronder diefstal van een bromfiets en een kentekenplaat, gepleegd in de periode van 16 juli 2015 tot en met 17 juli 2015 te Amstelveen. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlasteleggingen in zaak B, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte de Canta had gestolen. Het hof oordeelde dat de verdachte wel schuldig was aan de diefstal van de bromfiets en de kentekenplaat, waarbij hij zich schuldig had gemaakt aan diefstal door middel van braak. De verdachte kreeg een taakstraf van 30 uren opgelegd, en de vordering van de benadeelde partij werd gedeeltelijk toegewezen. Het hof heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan in overweging genomen, evenals de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten. De uitspraak benadrukt het belang van respect voor eigendomsrechten en de gevolgen van diefstal voor de gedupeerden.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003809-17
datum uitspraak: 6 augustus 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 26 oktober 2017 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-143547-15 (zaak A) en 13-242319-15 (zaak B) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 23 juli 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlasteleggingen

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
zaak A:
1:
hij op of omstreeks 16 juli 2015 te Amstelveen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeeigening heeft weggenomen een bromfiets (merk Piaggio, kenteken [kenteken 1]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2 primair:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 16 juli 2015 tot en met 17 juli 2015 te Amstelveen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een kentekenplaat (kenteken [kenteken 2] , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
2 subsidiair:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 16 juli 2015 tot en met 17 juli 2015 te Amstelveen en/of Kudelstaart, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, een kentekenplaat (kenteken [kenteken 2]) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die kentekenplaat wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
zaak B:
1. primair:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 25 februari 2015 tot en met 2 maart 2015 te Kudelstaart, gemeente Aalsmeer, in elk geval in Nederland met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (invalide)wagen (brommobiel/canta met het kenteken [kenteken 3]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
1. subsidiair:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 25 februari 2015 tot en met 2 maart 2015 te Kudelstaart, gemeente Aalsmeer, althans in Nederland, een (invalide)wagen (brommobiel/canta met het kenteken [kenteken 3]) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de politierechter.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte in zaak B primair en subsidiair is tenlastegelegd, zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken. Het hof overweegt daartoe als volgt.
De aangifte van diefstal van de onderhavige Canta houdt in dat deze is gestolen in de periode van 25 februari 2015 tot 2 maart 2015. De verdachte had deze Canta op 1 maart 2015 onder zich. Nu niet duidelijk is of, en op welke wijze, de verdachte vóór 1 maart 2015 over de Canta kon beschikken, kan niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat de verdachte de Canta heeft gestolen, zodat de primair tenlastegelegde diefstal niet kan worden bewezen.
Op grond van het dossier staat naar het oordeel van het hof vast dat de verdachte op 1 maart 2015 de bestuurder van de gestolen Canta is geweest. Hij is met die Canta over de kop geslagen en heeft na het incident zijn identiteitsbewijs aan een omstander laten zien. Het bezit van die Canta is echter onvoldoende voor het bewijs van het feit dat de verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die van misdrijf afkomstig was. Nu het dossier ook overigens geen aanknopingspunten biedt voor het bewijs daarvan, kan ook de subsidiair tenlastegelegde (schuld)heling niet worden bewezen.

Bewijsverweer in zaak A

De raadsman van de verdachte heeft bepleit dat de verdachte wordt vrijgesproken van het in zaak A onder 2 primair tenlastegelegde op de grond dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt daartoe als volgt.
De verdachte is samen met twee medeverdachten door de politie aangetroffen naast de gestolen bromfiets waarop een van een andere bromfiets gestolen kentekenplaat was gemonteerd. Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat de verdachte en diens broer de bromfiets en de daarop gemonteerde kentekenplaat hadden gestolen. De broer van de verdachte, [naam 1], heeft verklaard dat hij met de verdachte de bromfiets had gestolen. Ook heeft hij verklaard genoemde kentekenplaat te hebben gestolen. Op grond van het voorgaande komt het hof tot het oordeel dat de verdachte zich in nauwe en bewuste samenwerking schuldig heeft gemaakt aan diefstal van zowel de bromfiets als de kentekenplaat.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak A onder 1 en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op 16 juli 2015 te Amstelveen tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bromfiets (merk Piaggio, kenteken [kenteken 1]), toebehorende aan [benadeelde 1], waarbij verdachte en zijn mededader het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.
2 primair:
hij omstreeks de periode van 16 juli 2015 tot en met 17 juli 2015 te Amstelveen tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een kentekenplaat (kenteken [kenteken 2]), toebehorende aan [benadeelde 2].
Hetgeen in zaak A meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in zaak A bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:

1. medeplegen van diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.

2. medeplegen van diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf en maatregel

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg in zaak A en zaak B bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, waarvan 30 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf en maatregel als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich in vereniging schuldig gemaakt aan diefstal door middel van braak van een bromfiets en diefstal van een kentekenplaat. Diefstal is een ergerlijk feit, waardoor naast schade ook overlast wordt veroorzaakt voor de gedupeerden. Door aldus te handelen heeft de verdachte te kennen gegeven geen respect te hebben voor het eigendomsrecht van anderen. Daarnaast heeft de verdachte schade toegebracht aan goederen van derden. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 12 juli 2018 is hij eerder veroordeeld ter zake van diefstal in vereniging, hetgeen in zijn nadeel weegt.
Het hof heeft voorts acht geslagen op de omtrent de verdachte opgemaakt rapporten van psycholoog [naam 2] van 14 maart 2017 en psychiater [naam 3] van 15 maart 2017.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 809,55. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 759,55. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in zaak A onder 1 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is uit het onderzoek ter terechtzitting onvoldoende gebleken dat de benadeelde partij schade heeft geleden, zodat de vordering in zoverre zal worden afgewezen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting verzocht ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregel geen vervangende hechtenis op te leggen, nu het ongewenst zou zijn als de verdachte tussen meerderjarigen in een huis van bewaring of gevangenis terecht zou komen, in het geval hij verzuimt de schadevergoeding te betalen.
Het hof ziet hierin echter geen reden de bij gebreke van betaling en verhaal op te leggen vervangende hechtenis te beperken.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 4.677,74. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 4.075. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het in zaak B tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 22c, 22d, 36f, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 13-242319-15 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 13-143547-15 onder 1 en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het in de zaak met parketnummer 13-143547-15 onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 759,55 (zevenhonderdnegenenvijftig euro en vijfenvijftig cent)ter zake van materiële schade.
Wijst de vordering tot schadevergoeding voor het overige af.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1], ter zake van het in de zaak met parketnummer 13-143547-15 onder 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 759,55 (zevenhonderdnegenenvijftig euro en vijfenvijftig cent)als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 3] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Verwijst de verdachte en de benadeelde partij ieder in hun eigen kosten.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R. Kuiper, mr. A.M. van Woensel en mr. A.M. Ruige, in tegenwoordigheid van R.L. Vermeulen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 6 augustus 2018.
Mr. Kuiper is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
[…]