ECLI:NL:GHAMS:2018:2804

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 augustus 2018
Publicatiedatum
7 augustus 2018
Zaaknummer
23-000372-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en nietigheid van de inleidende dagvaarding in strafzaak betreffende diefstal van een fiets

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 6 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was aangeklaagd voor diefstal van een fiets, gepleegd op of omstreeks 12 november 2017 in Amsterdam. De tenlastelegging omvatte zowel een primair als een subsidiair feit. Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor de primair ten laste gelegde diefstal, omdat niet kon worden aangetoond dat het om dezelfde fiets ging. Daarom heeft het hof de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit.

Wat betreft het subsidiair ten laste gelegde feit, oordeelde het hof dat de inleidende dagvaarding niet voldeed aan de eisen van artikel 261, lid 1 van het Wetboek van Strafvordering. Het subsidiaire feit behelst geen feitelijke handeling die de verdachte zou hebben verricht, waardoor de dagvaarding nietig werd verklaard. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit, terwijl de dagvaarding voor het subsidiaire feit ongeldig werd verklaard.

De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarbij de rechters R. Kuiper, A.M. van Woensel en A.M. Ruige aanwezig waren. De griffier R.L. Vermeulen was ook aanwezig tijdens de openbare terechtzitting.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000372-18
datum uitspraak: 6 augustus 2018
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 1 februari 2018 in de strafzaak onder de parketnummers 13-226692-17 en 13-191456-15 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1967,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 23 juli 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 12 november 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een fiets, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan een tot op heden onbekend gebleven persoon, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking;
subsidiair:
hij op of omstreeks 12 november 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een damesfiets, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan een tot op heden onbekend gebleven persoon, weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof ten aanzien van de geldigheid van de inleidende dagvaarding tot een andere beslissing komt dan de politierechter.
Vrijspraak van het primair tenlastegelegdeHet hof is, evenals de politierechter van oordeel dat zowel voor de braak als voor de voltooide diefstal onvoldoende vaststaat dat het gaat om een en dezelfde fiets, zodat verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Geldigheid van de inleidende dagvaarding ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde
Het subsidiair tenlastegelegde feit behelst geen enkele (feitelijke) handeling die de verdachte zou hebben verricht. Om die reden voldoet de tenlastelegging niet aan de eisen van artikel 261, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering. Dit brengt mee dat de inleidende dagvaarding voor wat betreft het subsidiair tenlastegelegde nietig is.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte primair ten laste is gelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart de dagvaarding in eerste aanleg nietig voor wat betreft het subsidiair tenlastegelegde.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R. Kuiper, mr. A.M. van Woensel en mr. A.M. Ruige, in tegenwoordigheid van R.L. Vermeulen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 6 augustus 2018.
Mr. Kuiper is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
[…]