ECLI:NL:GHAMS:2018:2801
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot schuldsanering wegens onvoldoende aannemelijkheid van nakoming verplichtingen
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 27 februari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van appellante tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Appellante had eerder, op 25 januari 2018, beroep aangetekend tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 23 januari 2018, waarin haar verzoek tot schuldsanering was afgewezen. Tijdens de zitting op 20 februari 2018 was appellante aanwezig, vergezeld van haar beschermingsbewindvoerder en haar advocaat, mr. J.M. Tason Avila.
Appellante voerde aan dat de rechtbank ten onrechte had aangenomen dat zij zich niet aan de verplichtingen van de schuldsanering zou kunnen houden. Ze verwees naar een moeilijke periode in haar leven, waaronder het overlijden van haar broer in 2013, wat leidde tot psychosociale problemen. Appellante stelde dat ze inmiddels weer op de goede weg was en dat ze recentelijk had gesolliciteerd.
Het hof oordeelde echter dat, ondanks de verbeteringen in de situatie van appellante, er onvoldoende bewijs was dat zij in staat zou zijn om de verplichtingen van de schuldsanering na te komen. Het hof wees op het feit dat appellante nog onder behandeling was van een psycholoog en dat haar sollicitatieactiviteiten slechts recentelijk waren gestart. Gezien deze omstandigheden werd het verzoek tot schuldsanering afgewezen en het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.