ECLI:NL:GHAMS:2018:2740
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake de maatschap oogheelkunde Flevoziekenhuis en de betrokken geïntimeerden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant] tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 11 januari 2017. De rechtbank had zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van de vorderingen van [appellant] tegen de geïntimeerden, maar was wel bevoegd om de vorderingen tegen de maatschap te behandelen. De maatschap, die als eiseres in het incident optreedt, heeft incidenteel gevorderd dat zij als gevoegde partij aan de zijde van de geïntimeerden wordt toegelaten in de appelprocedure. Het hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de maatschap geen rechtspersoon is en bestaat uit haar maten, die ook de geïntimeerden zijn. Hierdoor is de maatschap procespartij in deze zaak. Het hof heeft de incidentele vordering van de maatschap afgewezen, maar geen proceskostenveroordeling opgelegd, omdat het begrijpelijk was dat de maatschap deze vordering had ingesteld om misverstanden te voorkomen. De zaak is vervolgens verwezen naar de rol voor het indienen van een memorie van antwoord in het incidenteel appel door [appellant].