ECLI:NL:GHAMS:2018:2718

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 augustus 2018
Publicatiedatum
2 augustus 2018
Zaaknummer
23-004708-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake vrijspraak beroving postbezorger en veroordeling voor opzetheling en diefstal van motorvoertuigen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 2 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1999, was in eerste aanleg veroordeeld voor meerdere feiten, waaronder beroving van een postbezorger, opzetheling van motorvoertuigen en het voorhanden hebben van wapens. De rechtbank had een voorwaardelijke PIJ-maatregel opgelegd, maar het hof oordeelde anders. Het hof sprak de verdachte vrij van de beroving van de postbezorger, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij als medepleger betrokken was. De verklaringen van medeverdachten waren niet overtuigend genoeg om de betrokkenheid van de verdachte vast te stellen. Het hof oordeelde echter dat de verdachte wel schuldig was aan opzetheling van verschillende motorvoertuigen en het voorhanden hebben van wapens. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan het verwerven en voorhanden hebben van gestolen goederen, wat een ernstige inbreuk op de rechtsorde vormt. Het hof legde een jeugddetentie op van 300 dagen, waarvan 176 dagen onvoorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor begeleiding en toezicht. De vorderingen van benadeelde partijen werden gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte aansprakelijk werd gesteld voor de schade die door zijn daden was veroorzaakt.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004708-16
datum uitspraak: 2 augustus 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 12 december 2016 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-684676-15 en 13-650537-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1999,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 4 mei 2017, 18 mei 2017 en 19 juli 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
In de zaak met parketnummer 13-684676-15 (A):
1:
hij op of omstreeks 17 december 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een postpakket, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan TNT en/of aan een tot op heden onbekend gebleven persoon, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] (TNT-postbezorger), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
- onverhoeds op voornoemde [slachtoffer] is/zijn afgerend en/of
- voornoemd postpakket heeft/hebben vastgepakt en/of aan voornoemd postpakket heeft/hebben getrokken en/of gerukt en/of
- heeft/hebben geroepen: "geef die pakketjes", althans woorden van die aard en/of strekking en/of
- eenmaal of meermalen heeft/hebben geslagen en/of gestompt in/op/tegen het gezicht van voornoemde [slachtoffer] en/of
- ( met kracht) voornoemd postpakket uit de handen van voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben getrokken en/of gerukt;
2 primair:
hij in of omstreeks de periode van 17 juni 2015 tot en met 18 juni 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (uit een parkeergarage gelegen aan het Venetiëhof) twee, in elk geval een of meer motor(en), namelijk
- een motor (merk Honda type Kf05 met kenteken [kenteken 1] ) en/of
- een motor (merk Honda type Kf05 met kenteken [kenteken 2] ), in elk geval een of meer goed(eren) geheel of ten dele toebehorend aan [benadeelde] en/of [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij hij, verdachte en/of zijn mededader(s) die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak op en/of verbreking van één of meer slot(en) van voornoemde motor(en);
2
subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 17 juni 2015 tot en met 18 juni 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, twee motor(en), in elk geval een of meer motor(en), namelijk
- een motor (merk Honda type Kf05 met kenteken [kenteken 1] ) en/of
- een motor (merk Honda type Kf05 met kenteken [kenteken 2] ),
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving en/of het voorhanden krijgen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door diefstal in elk geval (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
3:
hij op of omstreeks 30 april 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een bromfiets (merk/type Piaggio/C25, kenteken [kenteken 3] ) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die bromfiets wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
4:
hij op of omstreeks 16 juli 2014 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een Peugeot Vivacity snorfiets heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die snorfiets wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moest(en) vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
5:
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 4 september 2015 tot en met of omstreeks 7 september 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een bromfiets (merk Piaggio Fly C44) en/of een kentekenplaat met kenteken [kenteken 4] heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die bromfiets wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
6:
hij op of omstreeks 02 juli 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een motor (merk Yamaha [kenteken 5] ) met kenteken [kenteken 6] , geheel of ten dele toebehorend aan [benadeelde 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij hij, verdachte en/of zijn mededader(s) die weg te nemen motor onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak op en/of verbreking van één of meer slot(en) van voornoemde motor en/of door middel van het slepen en/of duwen en/of tillen van voornoemde motor;
in de zaak met parketnummer 13-650537-16 (B):
1:
hij een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 mei 2016 tot en met 11 mei 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto (Range Rover, kenteken [kenteken 7] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte zich met zijn mededader(s) de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of die weg te nemen personenauto onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of valse sleutels;
2 primair:
hij een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 13 mei 2016 tot en met 14 mei 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto (Range Rover, kenteken [kenteken 8] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 5] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte zich met zijn mededader(s) de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of die weg te nemen personenauto onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of valse sleutels;
3:
hij op of omstreeks 6 september 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een wapen van categorie II, te weten een automatisch vuurwapen (Zastava M70) voorhanden heeft gehad;
4:
hij op of omstreeks 6 september 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een wapen van categorie III, te weten een pistool (Crevena Zastava Model 70) en/of munitie van categorie III, te weten 7, althans een aantal patronen (kaliber 7.65 mm Browning) voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.

Vrijspraak

Ten aanzien van feit 1 onder A:
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot de bewezenverklaring van het in zaak A onder 1 ten laste gelegde. De raadsman heeft vrijspraak bepleit.
Het hof overweegt als volgt.
De politie heeft zes verdachten aangehouden. Aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat er drie daders betrokken waren bij de beroving en heeft [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] als twee van de daders herkend. De verdachte zou dan de derde dader moeten zijn. Het hof acht dit op grond van het ter zitting verhandelde niet aannemelijk geworden. Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft weliswaar in een telefoongesprek gezegd dat hij een postbezorger ging ‘kantelen’ met ‘ [verdachte] ’ – de bijnaam van de verdachte – maar dit laat onverlet dat [medeverdachte 3] zelf de derde dader is geweest. Bovendien wordt hierdoor geen duidelijkheid gegeven over de (eventuele) rol van de verdachte bij de beroving.
Verder heeft de medeverdachte [medeverdachte 1] een verklaring afgelegd waarin hij impliceert dat de verdachte mogelijk betrokken was bij de overval. [medeverdachte 1] heeft echter ontkend zelf betrokken te zijn geweest bij de overval – terwijl hij wel is herkend door de aangever als een van de daders – zodat [medeverdachte 1] mogelijk in eigen belang belastend heeft verklaard over de verdachte en andere medeverdachten.
Gelet op het ontbreken van ander bewijs op grond waarvan met een voor bewezenverklaring voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat de verdachte als medepleger betrokken is geweest bij de beroving, acht het hof het in zaak A onder 1 ten laste gelegde niet bewezen, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 2 primair en subsidiair onder A:
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot de bewezenverklaring van het in zaak A onder 1 ten laste gelegde. De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Het hof is van oordeel dat de verdachte weliswaar onder verdachte omstandigheden is aangetroffen in de bewuste nacht dat de twee motoren zijn gestolen, maar dat er onvoldoende bewijs voorhanden is om daaruit te kunnen concluderen dat de verdachte op enigerlei wijze betrokken is geweest bij de diefstal van deze motoren, dan wel dat hij deze geheeld heeft. Het hof zal de verdachte derhalve van feit 2 integraal vrijspreken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 13‑684676-15 (A) onder 3, 4, 5 en 6 en in de zaak met parketnummer 13-650537-16 (B) onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
In de zaak met parketnummer 13-684676-15 (A):
3:
hij op 30 april 2014 te Amsterdam een bromfiets, merk Piaggio, type C25, kenteken [kenteken 3] voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die bromfiets wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
4:
hij op 16 juli 2014 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander een Peugeot Vivacity snorfiets voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededader ten tijde van het voorhanden krijgen van die snorfiets wisten, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
5:
hij in de periode van 4 september 2015 tot en met 7 september 2015 te Amsterdam een bromfiets, merk Piaggio Fly C44 en een kentekenplaat met kenteken [kenteken 4] voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die bromfiets wist, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
6:
hij op 2 juli 2015 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een motor, merk Yamaha [kenteken 5] met kenteken [kenteken 6] , toebehorend aan [benadeelde 3] .
In de zaak met parketnummer 13-650537-16 (B):
1:
hij in de periode van 10 mei 2016 tot en met 11 mei 2016 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto, Range Rover, kenteken [kenteken 7] , toebehorende aan [benadeelde 4] , waarbij verdachte zich met zijn mededaders de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen personenauto onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
2:
hij in of omstreeks de periode van 13 mei 2016 tot en met 14 mei 2016 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto, Range Rover, kenteken [kenteken 8] , toebehorende aan [benadeelde 5] , waarbij verdachte met zijn mededaders die weg te nemen personenauto onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;
3:
hij op 6 september 2016 te Amsterdam een wapen van categorie II, te weten een automatisch vuurwapen, Zastava M70, voorhanden heeft gehad;
4:
hij op 6 september 2016 te Amsterdam een wapen van categorie III, te weten een pistool, Crevena Zastava Model 70, en munitie van categorie III, te weten 7 patronen kaliber 7.65 mm Browning, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen in de zaak met parketnummer 13-684676-15 (A) onder 3, 4, 5 en 6 en in de zaak met parketnummer 13-650537-16 (B) onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Nadere bewijsoverwegingen

Ten aanzien van feit 5 onder A:
Het hof leidt uit de bewijsmiddelen af dat de verdachte op 7 september 2015 als passagier achterop de in de tenlastelegging genoemde bromfiets heeft gezeten. Het contactslot bij die scooter ontbrak. De verdachte heeft telkens achterom gekeken naar de verbalisanten en heeft zich vervolgens langs de waterkant van een sloot, boven het water hangend verstopt aan het eind van de doodlopende straat waar de politie de achtergelaten bromfiets aantrof. Bij zijn aanhouding zei de verdachte: “Jullie kunnen toch niets bewijzen”. Op grond van voornoemde feiten, omstandigheden en gedragingen, in onderling verband en samenhang beschouwd, concludeert het hof dat het niet anders kan dan dat de verdachte wist dat de bromfiets van diefstal afkomstig was.
Ten aanzien van de feiten 1 en 2 onder B:
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het in zaak B onder 1 en 2 ten laste gelegde. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat hij de verdachte niet heeft kunnen herkennen op de camerabeelden en dat ook de verbalisanten de verdachte niet hebben kunnen herkennen, omdat de beelden daartoe onvoldoende duidelijk zijn. Mocht het hof desondanks van zins zijn de processen-verbaal van herkenning voor het bewijs te gebruiken, dan verzoekt de raadsman de verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] , [verbalisant 3] en [verbalisant 4] als getuigen te horen, zodat vastgesteld kan worden of en zo ja wanneer zij de verdachte in levenden lijve hebben ontmoet en waarom zij de beelden zijn gaan bekijken.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het hof heeft de betreffende camerabeelden bekeken. Evenals de rechtbank is het hof van oordeel dat de beelden van een goede kwaliteit zijn en dermate duidelijk zijn dat het mogelijk is om daar een gezichtsherkenning op te kunnen baseren. Voorts is het hof evenals de rechtbank van oordeel dat aan een herkenning meer gewicht kan worden toegekend, wanneer deze herkenning is gebaseerd op ontmoetingen in levenden lijve en niet slechts op basis van aandachtvestigingen en foto’s.
Anders dan de raadsman begrijpt het hof uit de processen-verbaal van de verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] , [verbalisant 3] en [verbalisant 4] dat zij de verdachte daadwerkelijk in levenden lijve hebben ontmoet. Het hof acht het derhalve niet noodzakelijk om de verbalisanten op dat punt nader te bevragen. Hoewel door de verdediging niet expliciet is onderbouwd waarom zij de verbalisanten als getuige wenst te bevragen naar de reden waarom zij naar de beelden zijn gaan kijken, ligt hier kennelijk een vermoeden aan ten grondslag dat de verbalisanten bij hun herkenning van de verdachte mogelijk zijn beïnvloed. Voor zover de betreffende verbalisanten in hun processen-verbaal niet al expliciet hebben gerelateerd waarom zij de beelden hebben bekeken en dat hun door anderen vooraf geen informatie was verschaft over de identiteit van de verdachte, acht het hof een getuigenverhoor van de verbalisanten niet noodzakelijk, nu zich ook overigens in het dossier geen enkele aanwijzing bevindt dat de verbalisanten voorafgaand aan het bekijken van de beelden over de identiteit van de verdachte zijn geïnformeerd.
Het hof ziet ook in hetgeen overigens door de raadsman is aangevoerd geen reden om aan de betrouwbaarheid van de door de rechtbank voor het bewijs gebruikte herkenningen te twijfelen.
Daar komt bij dat de herkenningen worden ondersteund door het gegeven dat op de telefoon van de verdachte foto’s zijn aangetroffen van beide gestolen Range Rovers. Beide foto’s zijn kort na de diefstal gemaakt.
Gelet op de bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien acht het hof het in zaak B onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in de zaak met parketnummer 13-684676-15 onder 3, 4, 5 en 6 en in de zaak met parketnummer 13-650537-16 onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in de zaak met parketnummer 13-684676-15 onder 3 en 5 bewezen verklaarde levert op:
telkens:
opzetheling.
Het in de zaak met parketnummer 13-684676-15 onder 4 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzetheling.
Het in de zaak met parketnummer 13-684676-15 onder 6 bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.
Het in de zaak met parketnummer 13-650537-16 onder 1 bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Het in de zaak met parketnummer 13-650537-16 onder 2 bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Het in de zaak met parketnummer 13-650537-16 onder 3 bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II.
Het in de zaak met parketnummer 13-650537-16 onder 4 bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 13-684676-15 (A) onder 3, 4, 5 en 6 en in de zaak met parketnummer 13-650537-16 (B) onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder A 1, 2 primair, 3, 4, 5, 6 en onder B 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 180 dagen, met aftrek van voorarrest, en een voorwaardelijke PIJ-maatregel met een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarden: verplichte begeleiding door de Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering en deelname aan het ITB-traject, plaatsing in OC Middelveld, meewerken aan een dagbesteding, een behandelverplichting bij De Waag of Inforsa en een avondklok. Deze voorwaarden zijn dadelijk uitvoerbaar verklaard door de rechtbank.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder A 1, 2 primair, A3, A4, A5, A6, B1, B2, B3 en B4 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot 365 dagen jeugddetentie, waarvan 241 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met daaraan gekoppeld de door de Raad voor de Kinderbescherming ter terechtzitting in hoger beroep geadviseerde bijzondere voorwaarden.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 12 juli 2018 is hij niet eerder strafrechtelijk veroordeeld.
Verdachte heeft zich driemaal schuldig gemaakt aan opzetheling van een scooter. Door het helen van scooters blijft de markt voor handel in en verspreiding van gestolen scooters in stand. Verder heeft hij driemaal samen met anderen een motorvoertuig gestolen; één motor en twee auto’s. In alle gevallen betreft het waardevolle voertuigen en de diefstal daarvan bezorgt de slachtoffers niet alleen overlast en negatieve gevoelens, maar ook vaak aanmerkelijke financiële schade. De verdachte heeft zich samen met zijn mededaders kennelijk alleen maar laten leiden door winstbejag.
Ook heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een automatisch vuurwapen en een pistool met bijbehorende munitie. Het voorhanden hebben van dergelijke wapens en munitie brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich en vormt een ernstige inbreuk op de rechtsorde. Het hof acht dit zeer ernstige feiten.
Voor het voorhanden hebben van een vuurwapen kunnen volgens de Oriëntatiepunten voor straftoemeting en Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS)-afspraken jeugd, forse jeugddetenties worden opgelegd en het hof acht in dit geval alleen al voor deze twee feiten een jeugddetentie voor de duur van zes maanden in beginsel gerechtvaardigd. Het hof weegt hierbij zwaar mee dat het onder andere om het bezit van een automatisch vuurwapen gaat, alsmede dat de verdachte tot op heden geen enkele verklaring heeft willen geven over de herkomst van die wapens en de reden van het voorhanden hebben daarvan, iets wat het hof grote zorgen baart.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft het hof, in aanvulling op de stukken die reeds in eerste aanleg in het dossier waren opgenomen, kennis genomen van hetgeen door mevrouw [naam 1] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) en door mevrouw [naam 2] , namens Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering, op de terechtzitting van 19 juli 2018 naar voren is gebracht.
Mevrouw [naam 2] is de jeugdreclasseringsbegeleider van de verdachte. Zij heeft aangegeven dat het inmiddels over het algemeen goed gaat en dat de verdachte zich goed aan de afspraken houdt. Hij verblijft in OC Middelveld en vanuit de instelling is aangegeven dat hij aan de basisvoorwaarden voldoet om naar meer zelfstandigheid toe te werken. Er zal toegewerkt gaan worden naar een vorm van begeleid wonen. De verwachting is dat er binnen 3 of 4 maanden een nieuwe plek zal zijn. Het proces is al in gang gezet. Bij De Waag zijn de behandelaars zeer positief over de vooruitgang en de behandeling wordt nu langzaam afgebouwd. De behandeling heeft hem meer inzicht gegeven in bijvoorbeeld zijn vriendenkring en ook de schoolgang is erg verbeterd. Door de verstandelijke beperking van de verdachte leeft hij erg bij de dag en zal begeleiding echter wel nodig blijven. Het reclasseringstoezicht mag om die reden nog wel wat langer voortduren, aldus mevrouw [naam 2] .
Mevrouw [naam 1] heeft namens de Raad naar voren gebracht dat de tijd het vonnis van de rechtbank heeft ingehaald. De voornaamste reden om tot het opleggen van een voorwaardelijke PIJ-maatregel te adviseren was het feit dat de verdachte behandeling nodig had en dat hij die ook zou krijgen als hij niet aan de voorwaarden zou meewerken. Inmiddels is de behandeling bij De Waag tot dusver succesvol gebleken en zal deze binnenkort worden afgebouwd. Aandachtspunten zijn en blijven voorlopig de schoolgang en de structuur. De protectieve factoren moeten nog verder verstrekt worden. Verdachte moet een startkwalificatie halen en daarna verder gaan op niveau 3, een goede dagbesteding hebben en een eigen inkomen verwerven.
De Raad adviseert nu om een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het voorarrest, met een proeftijd van één jaar. Als bijzondere voorwaarden adviseert de Raad om begeleiding door de Leger des Heils Jeugdreclassering voort te zetten en op te nemen dat de verdachte dient mee te werken aan zijn verblijf in OC Middelveld en aansluitend bij een instelling voor begeleid wonen, verplicht naar school gaat en zich aan de aanwijzingen van Streetcornerwork zal houden.
Gelet op de ernst van de feiten is naar het oordeel van het hof onontkoombaar dat aan de verdachte een aanzienlijke vrijheidsstraf wordt opgelegd. Het hof heeft er bij het bepalen van de straf rekening mee gehouden dat het – gezien de optimistisch stemmende ontwikkelingen sinds de veroordeling in eerste aanleg – niet wenselijk is dat de verdachte opnieuw in detentie geraakt en ziet hierin aanleiding om een deel van de op te leggen vrijheidsstraf voorwaardelijk op te leggen, ook als stok achter de deur. Het hof zal aan het voorwaardelijk strafdeel de door de Raad geadviseerde bijzondere voorwaarden koppelen. Anders dan door de Raad geadviseerd zal het hof een proeftijd van twee jaren opleggen, nu de positieve ontwikkelingen naar het oordeel van het hof nog relatief pril zijn en nog geen toereikende geruststelling vormen dat het recidivegevaar is afgewend. Met het voorwaardelijke strafdeel en een proeftijd van twee jaren wordt tevens beoogd ervoor te zorgen dat de verdachte zich verre houdt van het plegen van strafbare feiten. Na te noemen straf is lager dan door de advocaat-generaal gevorderd, nu het hof anders dan de advocaat-generaal het in zaak A onder 1 en 2 ten laste gelegde niet bewezen acht.
Het hof acht, alles afwegende, een jeugddetentie van na te melden duur passend en geboden.

Beslag

Het in de zaak met parketnummer 13-650537-16 onder 3 en 4 ten laste gelegde en bewezen verklaarde is begaan met betrekking tot de hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven wapens.
Deze wapens zullen aan het verkeer worden onttrokken aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
Ten aanzien van de overige hierna te noemen in beslag genomen voorwerpen beslist het hof dat deze voorwerpen moeten worden geretourneerd aan de verdachte.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.174,89.
De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 819,84. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het in de zaak met parketnummer 13-684676-15 onder 1 ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 39.200,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 13-650537-16 onder 1 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden voor zover het betreft het gevorderde bedrag ten aanzien van de weggenomen auto, te weten € 37.850,00. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Ten aanzien van de gevorderde gederfde inkomsten en immateriële schade is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering, bij gebreke aan voldoende onderbouwing, een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.345,44. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 953,42. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 13-650537-16 onder 2 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 686,44 aan materiële schade. Ten aanzien van de gevorderde kosten voor het inbouwen van een alarm (€ 659,00) is onvoldoende gebleken dat de gestelde schade het rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte. De benadeelde partij kan daarom in dit deel van de vordering niet worden ontvangen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36b, 36c, 36f, 47, 63, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 13-684676-15 onder 1, 2 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 13‑684676-15 onder 3, 4, 5 en 6 en in de zaak met parketnummer 13-650537-16 onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 13-684676-15 onder 3, 4, 5 en 6 en in de zaak met parketnummer 13-650537-16 onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van
300 (driehonderd) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie, groot
176 (honderdzesenzeventig) dagen,niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde verplicht is zich gedurende maximaal de proeftijd te melden bij Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering op de door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde gedurende de proeftijd zal verblijven in OC Middelveld en aansluitend – zodra een door de reclassering geschikt geachte plek beschikbaar is – in een instelling voor begeleid wonen, en zich zal houden aan het programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde onderwijs zal volgen gedurende de proeftijd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd houdt aan de aanwijzingen te geven door of namens Streetcornerwork en zal meewerken aan het vinden en behouden van een zinvolle dagbesteding.
Geeft opdracht aan GI Leger des Heils, gevestigd te Almere, tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
3 1.00 STK Pistool (5248105);
4 1.00 STK Mitrailleur (5248113).
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1. STK Slot Kl: rood, ketting (4999049);
2 1.00 STK Motoronderdeel, remklauw met doorgesneden remleiding (4999059);
3 1.00 STK Zaktelefoon Kl: zwart, SAMSUNG (5042954);
4 1.00 STK Zaktelefoon Kl: wit, SAMSUNG (5042956);
5 1.00 STK Zaktelefoon Kl: zwart, BLACKBERRY (5042957);
6 1.00 STK Trainingsbroek AJAX (5105737);
1. STK Kleding LOUIS VUITTON Schoeisel (5248127);
2 2.00 STK Kleding LOUIS VUITTON schoeisel (5248130).
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 4] ter zake van het in de zaak met parketnummer 13-650537-16 onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 37.850,00 (zevenendertigduizend achthonderdvijftig euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededaders hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 4] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 13-650537-16 onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 37.850,00 (zevenendertigduizend achthonderdvijftig euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagen jeugddetentie, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die jeugddetentie de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededaders aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 10 mei 2016.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 5] ter zake van het in de zaak met parketnummer 13-650537-16 onder 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 686,44 (zeshonderdzesentachtig euro en vierenveertig cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededaders hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 5] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 13-650537-16 onder 2 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 686,44 (zeshonderdzesentachtig euro en vierenveertig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
5 (vijf) dagen jeugddetentie, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die jeugddetentie de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededaders aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 13 mei 2016.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.F.E. Geerlings, mr. A.D.R.M. Boumans en mr. J. Piena, in tegenwoordigheid van
mr. S.M. Schouten, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
2 augustus 2018.
Mr. Piena is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[…]