ECLI:NL:GHAMS:2018:2694

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 juli 2018
Publicatiedatum
30 juli 2018
Zaaknummer
23-005353-12
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake valsheid in betaalkaarten

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 30 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Haarlem. De verdachte, geboren in 1982, was aangeklaagd voor het opzettelijk voorhanden hebben van 48 vervalste waardekaarten en een andere vervalste kaart, bestemd voor het verrichten van betalingen. De tenlastelegging betrof een incident dat plaatsvond op 31 augustus 2012 op Schiphol, waar de verdachte werd betrapt met de vervalste kaarten. Tijdens de zitting in hoger beroep op 16 juli 2018 heeft het hof de verklaringen van beveiligingsmedewerkers als betrouwbaar beoordeeld, ondanks verweren van de raadsman over de betrouwbaarheid van deze verklaringen en de wens om camerabeelden toe te voegen aan het dossier. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de kaarten had verstopt in zijn onderbroek en deze in de fouilleercabine had gelegd. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot 9 maanden gevangenisstraf, met aftrek van voorarrest. De straf is gebaseerd op de ernst van het feit, waarbij het hof heeft opgemerkt dat skimmen een ernstig misdrijf is dat het vertrouwen in het bancaire systeem ondermijnt. De in beslag genomen kaarten zijn onttrokken aan het verkeer, aangezien het bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-005353-12
datum uitspraak: 30 juli 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het
vonnis van de politierechter in de rechtbank Haarlem van 10 december 2012 in de strafzaak onder parketnummer 15-801064-12 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1982,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
16 juli 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 31 augustus 2012 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk 48 (tegoed kaarten van "[website]" en/of 1 kaart van "[naam 1]."), althans een of meer valse
of vervalste betaalpas(sen), waardekaart(en) of enige andere voor het publiek beschikbare kaart(en), bestemd voor het verrichten of verkrijgen van betalingen of andere prestaties langs geautomatiseerde weg, heeft afgeleverd, voorhanden heeft gehad, heeft ontvangen, zich heeft verschaft, heeft vervoerd, heeft verkocht of heeft overgedragen, zulks terwijl hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die pas(sen) of kaart(en) bestemd was/waren voor gebruik als ware deze echt en onvervalst.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal om doelmatigheidsredenen geheel worden vernietigd
.
Bewijsoverwegingen
De raadsman heeft primair het verweer gevoerd dat de verklaringen van de beveiligingsmedewerkers onbetrouwbaar zijn wegens innerlijke en onderlinge tegenstrijdigheid. Subsidiair heeft hij bepleit dat het stuk waaruit de valsheid van passen zou blijken geen wettig bewijsmiddel is, omdat het niet is opgemaakt door een deskundige. De verdachte moet hierom worden vrijgesproken.
De raadsman heeft voorwaardelijk verzocht de beelden van de beveiligingscamera’s op Schiphol in het dossier te voegen, zodat kan worden bekeken of andere mensen al dan niet bij de fouilleercabine hebben kunnen komen.
Het hof verwerpt de verweren en overweegt daartoe als volgt.
Naar het oordeel van het hof zijn de verklaringen van de beveiligingsmedewerkers [naam 2], [naam 3] en [naam 4] betrouwbaar. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat de verklaringen in de kern consistent zijn, over en weer steun vinden in elkaar en voor wat betreft de door de raadsman naar voren gebrachte “verschillen” elkaar niet uitsluiten. De verklaringen worden door het hof dan ook gebruikt voor het bewijs.
Op grond van deze verklaringen kan het volgende worden vastgesteld:
  • [naam 2] heeft de verdachte gefouilleerd en voelde een hard voorwerp bij de rechterlies;
  • [naam 2] en [naam 4] hebben de verdachte meegenomen;
  • de fouilleercabine werd uitgeklapt, het daarin aanwezig bakje werd gecontroleerd en bleek leeg;
  • [naam 4] heeft de verdachte gefouilleerd en voelde iets hards aan de onderkant van de testikels;
  • [naam 2] en [naam 4] hebben daarop de fouilleercabine verlaten (in afwachting van de komst van de Koninklijke Marechaussee die ‘op de huid’ mogen fouilleren), de verdachte was vervolgens 2 tot 3 minuten alleen in de cabine;
  • de verdachte is door de Koninklijke Marechaussee nogmaals gefouilleerd, waarna ook [naam 2] en [naam 4] de verdachte nog een keer fouilleerden, het harde voorwerp werd niet (meer) gevoeld;
  • in het bakje in de fouilleercabine werd vervolgens een stapel kaarten aangetroffen (naar later bleek 48).
Het hof gaat op grond van bovenstaande feiten en omstandigheden ervan uit dat de verdachte in zijn onderbroek bij zijn lies 48 kaarten had verstopt en dat hij die kaarten tijdens het wachten op de komst van de Koninklijke Marechaussee in het bakje in de fouilleercabine heeft gelegd. Ook als - zoals de raadsman stelt - ervan moet worden uitgegaan dat de mogelijkheid bestaat dat derden bij de cabine konden komen, leidt dat niet tot een ander oordeel. Immers, het is volstrekt onaannemelijk dat een (willekeurige) derde, in de 2 tot 3 minuten dat de verdachte zich alleen in de fouilleercabine bevond, bedoelde kaarten in het bakje van de fouilleercabine heeft geplaatst. De verdachte heeft ook niet een verklaring in die richting afgelegd.
Het hof wijst dan ook het door de raadsman voorwaardelijk gedane verzoek tot het (toe)voegen aan
het dossier van de beelden af nu de noodzaak daartoe ontbreekt.
Tot slot is het hof van oordeel dat de aangifte van [naam 5] (en de daarbij gevoegde bevindingen),
het op ambtsbelofte door [naam 6] opgemaakte proces-verbaal van 2 september 2012 alsmede
het op ambtseed op 15 oktober 2012 door [naam 7] opgemaakte proces-verbaal (met bijlagen) wettig en overtuigd bewijs opleveren voor de valsheid van de aangetroffen kaarten, aangezien het hier Duitse klantenkaarten betreft waarop - naar uit de bijlagen blijkt - de gegevens van die kaarten vervangen zijn door bankgegevens. Ook dit verweer van de raadsman treft geen doel, zodat de verdachte voor het tenlastegelegde wordt veroordeeld.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan,
met dien verstande dat:
hij op 31 augustus 2012 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk 48 (tegoed kaarten van "[website]" en 1 kaart van "[naam 1]."), vervalste waardekaarten, bestemd voor het verrichten of verkrijgen van betalingen of andere prestaties, voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat die kaarten bestemd waren voor gebruik als ware deze echt en onvervalst.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk een vervalste kaart als bedoeld in artikel 232, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, voorhanden hebben, terwijl hij weet dat de kaart bestemd is voor gebruik als ware deze echt en onvervalst, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf en maatregel

De politierechter in de rechtbank Haarlem heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot 12 maanden gevangenisstraf, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot 10 maanden gevangenisstraf.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft 48 vervalste waardekaarten voorhanden gehad. Deze waardekaarten zijn voorzien
van een magneetstrip, waarop later geskimde bankpasgegevens zijn aangebracht (gekopieerd) van originele bankkaarten, waarna deze kaarten gebruikt kunnen worden als betaalkaarten voor betalingen en/of geldopnames. Skimmen is een ernstig misdrijf, dat niet alleen schade voor financiële instellingen en/of hun klanten veroorzaakt, ook wordt het vertrouwen van de gebruikers van het bancaire systeem door dit type misdrijven ondermijnd.
Anders dan de advocaat-generaal, is het hof van oordeel dat geen sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn, aangezien het tijdsverloop werd veroorzaakt door het feit dat de verdachte gedetineerd zat in Duitsland en het einde daarvan moest worden afgewacht teneinde de verdachte (zoals door hem verzocht) in de gelegenheid te stellen zijn berechting in persoon bij te wonen.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Het ten laste gelegde en bewezen verklaarde is begaan met betrekking tot de hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen. Zij zullen aan het verkeer worden onttrokken aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36b, 36c, 57 en 232 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
9 (negen) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
48 tegoedkaarten.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin
zitting hadden mr. P. Greve, mr. S. Clement en mr. A.M. van Amsterdam, in tegenwoordigheid van
mr. A.S. Metgod, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof
van 30 juli 2018.