In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 30 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 14 augustus 2017 was gewezen. De verdachte, geboren in 1979, was aangeklaagd voor mishandeling van een portier in het uitgaansleven te Amsterdam op 16 juni 2017. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, die hem had veroordeeld tot een geldboete van 400 euro, subsidiair acht dagen hechtenis.
Tijdens de zitting in hoger beroep op 16 juli 2018 heeft de raadsman van de verdachte vrijspraak bepleit, stellende dat het bewijsminimum niet was gehaald en dat de verdachte had gehandeld uit noodweer. Het hof heeft echter de verklaringen van de aangever en getuigen als betrouwbaar beoordeeld en het beroep op noodweer verworpen. Het hof concludeerde dat de verdachte opzettelijk de confrontatie was aangegaan en dat er geen sprake was van een onmiddellijk dreigend gevaar.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de aangever had mishandeld door hem in zijn gezicht te slaan. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten. De strafbaarheid van de verdachte werd bevestigd, en het hof legde een geldboete van 500 euro op, met de mogelijkheid van tien dagen hechtenis bij niet-betaling. Het hof oordeelde dat de ernst van de mishandeling, die plaatsvond in een uitgaanssituatie, een passende straf vereiste. Het arrest is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof.