ECLI:NL:GHAMS:2018:2687

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 juli 2018
Publicatiedatum
30 juli 2018
Zaaknummer
23/003426-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belediging van politieagenten door een minderjarige tijdens rechtmatige uitoefening van hun functie

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, een minderjarige, was eerder veroordeeld voor het beledigen van twee politieagenten tijdens hun rechtmatige uitoefening van hun functie op 11 november 2016 in Amsterdam. De tenlastelegging betrof het opzettelijk beledigen van de agenten door de woorden "je kanker moeder" te uiten. Het hof heeft het vonnis van de kinderrechter vernietigd, omdat het een andere bewijsconstructie hanteert dan de eerste rechter. Het hof heeft de verklaringen van de verbalisanten als geloofwaardig beoordeeld en de verdediging van de verdachte verworpen. De verdachte werd schuldig bevonden aan eenvoudige belediging van ambtenaren en kreeg een onvoorwaardelijke taakstraf van 15 uren opgelegd, waarbij het hof rekening hield met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het feit dat er na het bewezen verklaarde geen nieuwe incidenten waren voorgevallen. De uitspraak is gedaan in het kader van het jeugdstrafrecht, waarbij de rechter de ontwikkeling van de verdachte in overweging nam.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003426-17
datum uitspraak: 19 juli 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam van 29 september 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-258604-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2003,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 5 juli 2018 overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 11 november 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland opzettelijk beledigend (een) ambtena(a)r(en), te weten de aldaar dienstdoende en/of in uniform geklede, [naam 1], surveillant van politie en/of [naam 2], hoofdagent van politie, gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, in diens/dier tegenwoordigheid, mondeling heeft toegevoegd heeft toegevoegd de woorden:"je kanker moeder", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof een andere bewijsconstructie hanteert.

Bewijsoverweging

De raadsvrouw heeft vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit en heeft hiertoe aangevoerd dat de verdachte niet de woorden
“je kanker moeder”heeft gezegd, maar de woorden “
heeft je moeder poep in haar oren”. Volgens de raadsvrouw reageerde de verdachte met deze woorden op verbalisant [naam 1] die tegen de verdachte zou hebben gezegd
“heb je poep in je oren?”.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt als volgt.
In de stukken bevindt zich een proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten [naam 1] en [naam 2] waarin zij relateren dat tijdens het lopen richting de dienstauto de verdachte de woorden “
je kanker moeder” tegen beide verbalisanten heeft gezegd. Beide verbalisanten hebben in het proces-verbaal aangegeven dat zij zich door deze woorden voelden aangetast in hun eer en naar het hof begrijpt hun goede naam. Ter terechtzitting in hoger beroep zijn de verbalisanten [naam 1] en [naam 2] als getuige gehoord. De verklaringen van beide verbalisanten sluiten op essentiële punten bij elkaar aan. Op vragen van de raadsvrouw of verbalisant [naam 1] de woorden “
heb je poep in je oren” heeft gebruikt tegen de verdachte waarop zij heeft gereageerd, heeft hij verklaard dergelijke woorden nog nooit te hebben gebruikt omdat dat woorden zijn die hij in een dergelijke situatie nooit zou gebruiken. De verklaring van [naam 1] is naar het oordeel van het hof authentiek en geloofwaardig. Het hof ziet dan ook geen aanleiding om aan de betrouwbaarheid van deze getuige te twijfelen. Gelet op het vorengaande acht het hof de verklaring van de verdachte dat zij “
heeft je moeder poep in je oren” in reactie op verbalisant [naam 1] zou hebben gezegd, niet geloofwaardig.
Het hof is dan ook van oordeel dat kan worden bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde bewoordingen opzettelijk heeft gebezigd.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 11 november 2016 te Amsterdam, opzettelijk beledigend ambtenaren, te weten de aldaar dienstdoende en in uniform geklede [naam 1], surveillant van politie en [naam 2], hoofdagent van politie, gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, in dier tegenwoordigheid, mondeling heeft toegevoegd heeft toegevoegd de woorden: "je kanker moeder".
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De kinderrechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 30 uren waarvan 15 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met als bijzondere voorwaarden een meldplicht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 15 uren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belediging van twee politieagenten die waren geroepen naar een incident bij het buurthuis waar ook de verdachte aanwezig was. De verdachte heeft verklaard niets te maken te hebben gehad met dat voorafgaande incident maar heeft zich bemoeid met aanhouding van een jongen en vervolgens de verbalisanten uitgescholden. Door zo te handelen heeft de verdachte niet alleen de opsporingsambtenaren aangetast in hun eer en goede naam, maar ook blijk gegeven van een gebrek aan respect voor het openbaar gezag.
In het voordeel van de verdachte weegt het hof mee dat uit de justitiële documentatie blijkt dat zich na het bewezenverklaarde geen nieuwe incidenten lijken te hebben voorgedaan. Het hof heeft tevens de persoonlijke omstandigheden zoals naar voren gekomen ter terechtzitting in hoger beroep bij de strafoplegging betrokken. Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat het goed gaat op school en dat zij haar boosheid beter dan tevoren kan beheersen, sinds het voltooien van de leerstraf SoCool. De Raad voor de Kinderbescherming en de moeder van de verdachte bevestigden deze positieve ontwikkelingen van de verdachte ter terechtzitting. Een voorwaardelijk deel van de straf heeft op dit moment dan ook geen meerwaarde voor deze verdachte.
Het hof acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 77a, 77g, 77m, 77n, 266 en 267 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
15 (vijftien) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
7 (zeven) dagen jeugddetentie.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.F.E. Geerlings, mr. A.M. Kengen en mr. A. Dantuma-Hieronymus, in tegenwoordigheid van mr. S. Grote Ganseij, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 19 juli 2018.
mr. A. Dantuma-Hieronymus is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.