Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[geïntimeerde sub 1] ,
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
- een schadepost van € 350,-- per maand wegens een minder gunstige nieuwe huurovereenkomst, hetgeen tot 1 oktober 2017 € 5.600,-- bedraagt;
- een schadepost van € 40,-- per maand voor het moeten laten aanleggen van een internetaansluiting, terwijl zij voorheen kosteloos gebruik maakten van de internetaansluiting van [X] . Tot 1 oktober 2017 komt dit neer op een bedrag van € 640,--;
- een bedrag van € 7.500,-- aan kosten voor het inrichten van het kantoor doordat [X] onverwacht de meubels heeft weggenomen;
- een redelijke vergoeding van € 2.500,-- omdat zij enige tijd niet in staat zijn geweest cliënten op kantoor te ontvangen;
grief 2komt [X] op tegen toewijzing door de kantonrechter van een bedrag van € 8.114,--, bestaande uit € 5.600,-- aan extra huurkosten en € 1.694,-- in verband met restitutie van de borg.
medebetrekking op het meubilair. Nu [geïntimeerden] niet ontkennen dat [X] eigenaar was van de meubels, rustte op hen de verplichting om deze na beëindiging van de onderhuurovereenkomst in goede staat achter te laten respectievelijk aan [X] terug te geven. [geïntimeerden] hebben onvoldoende onderbouwd dat zij aan deze verplichting hebben voldaan. Hun standpunt dat [X] de meubels kennelijk heeft prijsgegeven door te vertrekken en bepaalde voorwerpen niet mee te nemen, acht het hof in dat verband onvoldoende. Ook de ongedateerde digitale brief van [X] als reactie op de mail van [geïntimeerden] van 27 mei 2016 (zie productie 5 dagvaarding) leidt niet tot een ander oordeel, temeer niet nu [X] daarin laat weten de borg terug te storten nadat zij de meubels retour heeft ontvangen.
grief 1komen [geïntimeerden] op tegen de afwijzing door de kantonrechter van hun vordering van € 300,-- vanwege de koop van een tafel met stoelen via marktplaats en de in dat verband gevorderde bezorgkosten van € 80,-- omdat daarvoor, aldus de kantonrechter, geen bewijs is overgelegd.
grief 2gericht.
grief 3komen [geïntimeerden] op tegen de afwijzing door de kantonrechter van hun vordering tot schadevergoeding in verband met inkomensderving. Daartoe heeft de kantonrechter overwogen dat de omstandigheid dat [geïntimeerden] niet over bepaalde inventaris konden beschikken niet maakt dat zij geen cliënten konden ontvangen en dat zij het causale verband tussen de wanprestatie en de gestelde schade niet aannemelijk hebben gemaakt.