ECLI:NL:GHAMS:2018:2495
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Profijtontneming hennepteelt met bevestiging van vonnis en aanvullende overwegingen
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 6 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 27 maart 2017. De veroordeelde, geboren in 1968, was eerder veroordeeld voor het telen van hennepplanten en diefstal van elektriciteit. Het openbaar ministerie had gevorderd dat de veroordeelde een geldbedrag van EUR 21.658,64 zou betalen aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De politierechter had de veroordeelde al verplicht om een bedrag van EUR 16.698,48 te betalen. De veroordeelde ging in hoger beroep tegen deze vonnissen.
Tijdens de zitting in hoger beroep op 20 februari 2018 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de veroordeelde en zijn raadsvrouw gehoord. De raadsvrouw stelde dat de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel gematigd moest worden, omdat de veroordeelde slechts een beperkte opbrengst had gehad van zijn hennepteelt. Het hof oordeelde echter dat de verklaring van de veroordeelde ongeloofwaardig was en dat er geen steun in het dossier was voor zijn beweringen. De warmtemeting die was uitgevoerd, wees erop dat er meer aan de hand was dan de veroordeelde had gesuggereerd.
Het hof bevestigde het vonnis van de politierechter en oordeelde dat de vordering van het openbaar ministerie terecht was. De beslissing werd genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarbij de rechters hun overwegingen en de afwijzing van het verweer van de veroordeelde uiteenzetten. Het arrest werd uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 maart 2018.