ECLI:NL:GHAMS:2018:2493

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 maart 2018
Publicatiedatum
18 juli 2018
Zaaknummer
23-000088-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Profijtontneming in verband met hennepteelt en diefstal van elektriciteit

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 6 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 23 december 2016. De veroordeelde, geboren in 1960, was eerder veroordeeld voor het telen en bewerken van hennep in vereniging met anderen, evenals voor diefstal van elektriciteit. Het openbaar ministerie had in eerste aanleg gevorderd dat de veroordeelde een geldbedrag van € 99.462,87 zou betalen ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank had de veroordeelde verplicht tot betaling van € 15.195,51. De veroordeelde ging in hoger beroep tegen deze vonnissen.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 20 februari 2018 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, evenals de argumenten van de veroordeelde en zijn raadsman. Het hof heeft vastgesteld dat er voldoende aanwijzingen zijn dat de veroordeelde voordeel heeft verkregen door middel van andere feiten, waaronder hennepteelt in de periode voorafgaand aan de bewezenverklaarde periode. Het hof heeft de eerdere vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel herzien en komt tot de conclusie dat er ten minste één eerdere oogst heeft plaatsgevonden, ondanks de verklaring van de veroordeelde dat de kwekerij anderhalf jaar ongebruikt heeft gestaan.

Het hof heeft de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel gebaseerd op het BOOM-rapport en heeft vastgesteld dat de bruto opbrengst van de oogst € 16.834,27 bedraagt, met totale kosten van € 1.638,76. Gezien de verklaring van de veroordeelde dat hij de helft van de opbrengst zou ontvangen, heeft het hof het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 7.597,75. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de veroordeelde verplicht tot betaling van dit bedrag aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, op basis van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000088-17
datum uitspraak: 6 maart 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 23 december 2016 op de vordering van het openbaar ministerie ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht in de ontnemingszaak met nummer 15-810371-15 tegen de veroordeelde
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1960,
adres: [adres].

Procesgang

Het openbaar ministerie heeft in eerste aanleg gevorderd dat aan de veroordeelde de verplichting zal worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat tot een bedrag van € 99.462,87.
De veroordeelde is bij vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 23 december 2016 veroordeeld ter zake van -kort gezegd- onder andere het in vereniging met anderen telen en/of bewerken en aanwezig hebben van hennep en de diefstal van elektriciteit.
Voorts heeft de rechtbank Noord-Holland bij vonnis van 23 december 2016 de veroordeelde de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 15.195,51 ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
De veroordeelde heeft hoger beroep ingesteld tegen beide vonnissen.
De veroordeelde is bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 6 maart 2018 veroordeeld ter zake van kort gezegd- onder andere het in vereniging met anderen telen en/of bewerken van hennep en de diefstal van elektriciteit.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 20 februari 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de veroordeelde en de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel komt dan de rechtbank.

Schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel

De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat aan de veroordeelde de verplichting wordt opgelegd tot betaling aan de Staat van € 15.458,- ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep – kort en zakelijk weergegeven – primair op het standpunt gesteld dat de ontnemingsvordering moet worden afgewezen nu er geen eerdere oogsten zijn geweest. De raadsman heeft bepleit dat de in het rapport berekening wederechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij opgenomen aanwijzingen voor meerdere oogsten, te weten: lagen stof, vervuilde koolstoffilters, aanslagresten, verkleurd isolatieschuim, droogresten etc., zijn te verklaren door het gegeven dat de kwekerij is opgezet met tweedehands spullen en reeds anderhalf jaar ongebruikt stond opgesteld. Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat de opbrengst niet voor de veroordeelde alleen is geweest, temeer nu hij is veroordeeld voor het medeplegen van het telen van hennep.
Het hof overweegt als volgt.
Blijkens het Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij van 7 januari 2016, waarin een onderzoek is ingesteld naar het wederrechtelijk verkregen voordeel, is op 12 november 2015 een in werking zijnde hennepplantage aangetroffen in de woning van de veroordeelde. Bij het onderzoek naar de hennepplantage is gebleken dat de aangetroffen koolstoffilters stoffig en bevuild waren, doch niet rond de plaats waar de filters waren bevestigd (pagina 3 en foto’s 9, 10 en 11 van de fotobijlage bij het rapport). Er lag stof op de kappen van de armaturen van de assimilatielampen, op de ventilator, de aanwezige elektra en de afvoerbuizen van de ventilatie. Voorts zijn hennepresten aangetroffen op de vloer van de kweekruimte. Daarnaast was de kunststof folie, waar de plantenpotten in de kweekruimte op stonden, zwaar verontreinigd met potgrond en resten van groei en bloeimiddelen. In het waterreservoir, op de dompelpomp, waterslangen en in maatbekers zaten aanslagresten van groei- en bloeimiddelen. In de kweekruimte werden lege jerrycans van groeimiddelen aangetroffen. Op grond van onder meer deze omstandigheden kan het niet anders dan dat er tenminste één eerdere oogst heeft plaatsgevonden. De verklaring van de veroordeelde voor de vervuiling, namelijk dat hij de gebruikte spullen tweedehands heeft gekocht, is onaannemelijk, bezien in het licht van deze omstandigheden, nog daargelaten dat deze stelling niet nader met stukken is onderbouwd. De verklaring van de veroordeelde, dat de kwekerij anderhalf jaar ongebruikt opgesteld heeft gestaan, is onaannemelijk.
Het verweer wordt derhalve verworpen.
Aannemelijk is geworden dat de veroordeelde voordeel heeft verkregen door middel van andere feiten, waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door de veroordeelde zijn begaan, te weten de hennepteelt in de periode voorafgaande aan de tenlastegelegde en bewezenverklaarde periode.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat, gelet op de toelichting in het ontnemingsrapport ten aanzien van de aangetroffen indicatoren, niet kan worden vastgesteld hoeveel eerdere oogsten hebben plaatsgevonden. Het hof gaat derhalve uit van één eerdere oogst.
Het hof heeft bij de vaststelling van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat betrokken de algemene uitgangspunten die door het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie zijn opgesteld en vervat in het rapport ‘Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerijen onder kunstlicht’ van 1 november 2010 (het BOOM-rapport).
De berekening van het wederrechtelijk voordeel is dan als volgt:
Uit het BOOM-rapport blijkt dat, indien het aantal planten per m2 niet bekend is, uitgegaan
kan worden van 15 planten per m2 en de daarbij met een kans van 95% behorende opbrengst
van 28,2 gram hennep per plant.
De verkoopprijs van hennep wordt volgens het Nationaal Netwerk Drugs Expertise gesteld
op € 3,28 per gram.
Het hof gaat evenals de advocaat-generaal uit van 182 planten.
De totale bruto opbrengst van 1 oogst bedraagt:
182 planten x 28,2 gram = 5.132,4 gram x € 3,28 = € 16.834,27.
kostenberekening
Afschrijvingskosten = € 150,00
Inkoopprijs stekken € 2,85 x 182 = € 518,70
Variabele kosten € 3,33 x 182 = € 606,06
Kosten knippers € 2,00 x 182 =
€ 364,00
Totale kosten € 1.638,76
wederrechtelijk verkregen voordeel
Berekende bruto opbrengst € 16.834,27
Berekende kosten
€ 1.638,76
Wederrechtelijk voordeel € 15.195,51
De veroordeelde heeft ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat hij samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] de kwekerij heeft opgezet en hij is in het strafvonnis veroordeeld voor het tezamen en in vereniging met anderen plegen van het strafbare feit. Tevens heeft de veroordeelde verklaard dat hij de helft van de opbrengst zou krijgen, minus de kosten die waren gemaakt. Gelet op deze verklaring van de veroordeelde zal het hof het door de veroordeelde genoten voordeel in redelijkheid op de helft van het totale voordeel schatten, derhalve op: € 7.597,75.

Verplichting tot betaling aan de Staat

Aan de veroordeelde dient, ter ontneming van het door hem wederrechtelijk verkregen voordeel, de verplichting te worden opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 7.597,75.

Toepasselijk wettelijk voorschrift

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van €
7.597,75 (zevenduizend vijfhonderdzevenennegentig euro en vijfenzeventig cent).
Legt de veroordeelde de verplichting op tot
betaling aan de Staatter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 7.597,75 (zevenduizend vijfhonderdzevenennegentig euro en vijfsenzeventig cent).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. P.C. Römer en mr. C.N. Dalebout, in tegenwoordigheid van
mr. M.C.W. van der Voort, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 6 maart 2018.
Mrs. A.D.R.M. Boumans en P.C. Römer zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[....]