In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 januari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1998, was aangeklaagd voor het voorhanden hebben van vuurwapens van categorie III en munitie, in strijd met artikel 26 van de Wet wapens en munitie. De tenlastelegging betrof een incident op 13 september 2016 te Amsterdam, waarbij de verdachte samen met anderen of alleen verschillende vuurwapens en munitie in haar nabijheid had. Tijdens de zitting heeft de verdachte verklaard dat zij zich niet volledig kon herinneren hoeveel wapens zij had gezien, maar dat zij deze had aangeraakt en verplaatst. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van de wapens en dat zij daarover beschikkingsmacht had. Het hof heeft het vonnis van de kinderrechter vernietigd en de verdachte schuldig bevonden aan het voorhanden hebben van de wapens en munitie. De strafmaat is vastgesteld op een taakstraf van 6 uren, met de mogelijkheid van 3 dagen jeugddetentie, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft ook bepaald dat de in beslag genomen voorwerpen aan het verkeer worden onttrokken, omdat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.