In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 10 juli 2018 uitspraak gedaan in een hoger beroep kort geding tussen Zeker Financiële Zorgverlening B.V., als bewindvoerder van [X], en Schoonmaakbedrijf Victoria B.V. De zaak betreft de vraag of Victoria een arbeidsovereenkomst correct heeft aangeboden aan [X], die onder bewind stond. Zeker heeft in hoger beroep het vonnis van de kantonrechter bestreden, waarin de gevraagde voorzieningen waren afgewezen. De kantonrechter had geoordeeld dat Victoria een arbeidsovereenkomst had aangeboden conform de cao, maar dat [X] dit aanbod had afgewezen. Zeker betwistte deze afwijzing en voerde aan dat [X] onder invloed van een geestelijke stoornis de arbeidsovereenkomst had verworpen. Het hof oordeelde dat [X] niet handelingsonbekwaam was en dat Victoria redelijkerwijs kon afgaan op de uitlatingen van [X]. Het hof concludeerde dat de grieven van Zeker falen en bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter, waarbij Zeker werd veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep.