Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
Het (doen) (na) bezorgen van dagbladen of andere producten op door de opdrachtgever aangegeven adressen. (…)
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om de vraag of de rechtsverhouding tussen een groep krantenbezorgers en hun opdrachtgever, De Persgroep Distributie B.V., kan worden gekwalificeerd als een arbeidsovereenkomst. De krantenbezorgers, aangeduid als [X] c.s., hebben in hoger beroep beroep gedaan op een eerdere uitspraak van de kantonrechter die hun vorderingen had afgewezen. De kern van de zaak draait om de vraag of er sprake is van een gezagsverhouding en de verplichting om persoonlijk arbeid te verrichten, zoals vereist voor de kwalificatie als arbeidsovereenkomst.
De krantenbezorgers hebben in 2012 en 2015 overeenkomsten van opdracht ondertekend met een distributeur, die hen de mogelijkheid gaf om zich te laten vervangen door derden. De kantonrechter oordeelde dat er geen sprake was van een arbeidsovereenkomst, omdat de bezorgers niet onder gezag van de opdrachtgever werkten en zij vrij waren in de uitvoering van hun werkzaamheden. In hoger beroep hebben de bezorgers betoogd dat de overeenkomsten wel degelijk als arbeidsovereenkomsten moeten worden gekwalificeerd, onder verwijzing naar hun economische afhankelijkheid en de aard van de werkzaamheden.
Het hof heeft de argumenten van de bezorgers beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtsverhouding niet als een arbeidsovereenkomst kan worden gekwalificeerd. Het hof heeft vastgesteld dat de partijen bij het aangaan van de overeenkomsten niet de bedoeling hadden om een arbeidsovereenkomst te sluiten en dat er onvoldoende bewijs was voor een gezagsverhouding. De bezorgers waren vrij om hun werkzaamheden uit te voeren op een manier die hen belieft, en de mogelijkheid tot vervanging zonder toestemming van de opdrachtgever wijst niet op een arbeidsovereenkomst. Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd en de bezorgers in de proceskosten verwezen.