ECLI:NL:GHAMS:2018:2375

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 juli 2018
Publicatiedatum
11 juli 2018
Zaaknummer
200.185.080/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toelating tot bewijslevering in civiele procedure met betrekking tot eigendom en verjaring van onroerend goed

In deze zaak, die een vervolg is op een tussenarrest van 19 december 2017, heeft het Gerechtshof Amsterdam op 10 juli 2018 uitspraak gedaan in een hoger beroep. De zaak betreft een geschil tussen een appellant en twee geïntimeerden over de eigendom van een strook grond, die door de geïntimeerden wordt geclaimd op basis van verjaring. Het hof heeft de geïntimeerden toegelaten tot bewijslevering van hun stelling dat er sinds mei 1989 tot mei 2009 onafgebroken een hek heeft gestaan dat de percelen van de appellant en de geïntimeerden van elkaar scheidde. Dit hek zou hebben geleid tot het feit dat de appellant gedurende 20 jaar de strook grond niet heeft kunnen betreden, wat van belang is voor de beoordeling van de eigendom op basis van verjaring.

De geïntimeerden hebben in eerste aanleg gevorderd dat de strook grond, bestaande uit de Voorkant, de Steeg, het Terras en de Tuin, eigendom is geworden door verjaring. Het hof heeft vastgesteld dat de bewijsopdracht niet alleen relevant is voor de Tuin, maar voor de gehele strook grond. De geïntimeerden zijn in de gelegenheid gesteld om bewijs te leveren, en het hof heeft een getuigenverhoor gelast, dat zal plaatsvinden voor mr. L.R. van Harinxma thoe Slooten. De advocaat van de geïntimeerden moet uiterlijk op 24 juli 2018 een datum aanvragen voor het getuigenverhoor.

Het hof heeft verder geoordeeld dat de argumenten van de appellant om terug te komen op eerdere beslissingen in het tussenarrest niet voldoende zijn om het hof te doen afwijken van zijn eerdere oordelen. De beslissing om de geïntimeerden toe te laten tot bewijslevering is daarmee gehandhaafd, en verdere beslissingen zijn aangehouden.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer gerechtshof : 200.185.080/01
zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam : C/14/159139/HA ZA 14-412
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 10 juli 2018
inzake
[appellant],
wonend te [woonplaats],
appellant,
advocaat: mr. E.T.W. Buers te Schagen,
tegen

1.[geïntimeerde 1],

2. [geïntimeerde 2],
beiden wonend te [woonplaats],
geïntimeerden,
advocaat: mr. M.M. Kroone te Alkmaar.

1.Verder verloop van het geding

Partijen worden hierna wederom [appellant] en [geïntimeerden] genoemd.
In deze zaak heeft het hof op 19 december 2017 een tussenarrest gewezen, waarbij [geïntimeerden] tot bewijslevering zijn toegelaten en iedere verdere beslissing is aangehouden.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- een akte van de zijde van [geïntimeerden];
- een antwoordakte met producties van de zijde van [appellant].
Tenslotte is arrest gevraagd

2.Verdere beoordeling

2.1.
In genoemd tussenarrest (hierna: het tussenarrest) heeft het hof [geïntimeerden] toegelaten tot het leveren van bewijs van hun stelling dat in het verlengde van de linkerzijde van het pand van [appellant] (gezien vanaf de straatkant) aan de achterzijde op het perceel van [appellant] ter hoogte van de tuin van [geïntimeerden] sinds (ieder geval) mei 1989 tot en met (in ieder geval) mei 2009 onafgebroken een hek heeft gestaan van het pand van [appellant] tot de sloot achterin de tuin (waardoor het hek beide percelen van elkaar afsloot).
2.2.1.
[geïntimeerden] hebben in eerste aanleg gevorderd voor recht te verklaren dat door verjaring de stukken onroerend goed aangeduid als de Voorkant, de Steeg, het Terras en de Tuin, zoals weergegeven op het kaartje sub 3.16 van de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie (in het tussenarrest en hierna aangeduid als: de strook grond), eigendom zijn geworden van [geïntimeerden]
veronderstellen in hun akte dat voormelde bewijsopdracht enkel relevant is voor het in eigendom verkrijgen van de Tuin. Omdat de Tuin slechts een gering stukje grond betreft, zien zij af van een (duur) getuigenverhoor. Mocht de bewijsopdracht ook relevant zijn voor het in eigendom verkrijgen van de Voorkant, de Steeg en het Terras (en derhalve voor de gehele strook), dan wensen [geïntimeerden] alsnog in de gelegenheid te worden gesteld om bewijs te leveren, zo voeren zij aan.
2.2.2.
Naar het oordeel van het hof blijkt uit het tussenarrest (overduidelijk) dat de bewijsopdracht niet alleen relevant is voor verkrijging van de Tuin, maar voor de gehele strook grond (zie de rechtsoverwegingen 3.5.2 en 3.5.3). Voor de beoordeling van de vraag of [geïntimeerden] de (gehele) strook grond in bezit hebben genomen is immers van belang of [geïntimeerden] gedurende 20 jaar het voor (de rechtsvoorgangers van) [appellant] onmogelijk/moeilijk hadden gemaakt om de strook grond te betreden (machtsuitoefening, zie rechtsoverweging 3.5.2 van het tussenarrest). Wanneer mocht komen vast te staan dat de strook grond niet alleen aan de voorzijde (dit staat alvast) maar ook aan de achterzijde gedurende 20 jaar afgesloten is geweest, zoals door [geïntimeerden] gesteld, dan wijst dat in de richting van bezit door [geïntimeerden], terwijl wanneer het afgesloten zijn aan de achterzijde niet komt vast te staan, dit een indicatie is voor het tegendeel. [geïntimeerden] zijn dan ook in de gelegenheid gesteld om deze stelling te bewijzen. Het voorgaande brengt met zich dat het hof [geïntimeerden] alsnog in de gelegenheid zal stellen aan de bewijsopdracht te voldoen. Duidelijkheidshalve zal de bewijsopdracht opnieuw in het dictum van dit arrest worden weergegeven.
2.2.3.
[geïntimeerden] voeren voorts aan dat in de bewijsopdracht ten onrechte wordt vermeld dat het hek heeft gestaan
“tot de sloot achterin de tuin”. Omdat perceel [x] vanaf 3 juli 2000 in eigendom was van [geïntimeerden] had het hek enkel tot dit perceel (en niet tot de sloot) hoeven te reiken, aldus [geïntimeerden]
Dit standpunt wordt verworpen. Uit de vorige rechtsoverweging blijkt dat het gaat om het gedurende 20 jaar voor [appellant] afgesloten zijn van de strook grond. Wanneer het hek enkel zou hebben gereikt tot perceel [x], dan zou (de rechtsvoorgangers van) [appellant] de strook grond nog steeds eenvoudig kunnen betreden (zie het kaartje als weergegeven onder nummer 4 van de akte van [geïntimeerden]), zodat het (in beginsel) niet voor hem was afgesloten.
2.3.
Naar het hof begrijpt stelt [appellant] in zijn antwoordakte dat in het tussenarrest de rechtsregels van het arrest van de Hoge Raad van 24 februari 2017 (ECLI:NL:HR:2017:309) zijn miskend. [appellant] verzoekt het hof op enkele beslissingen terug te komen.
Het hof handhaaft hetgeen is overwogen in het tussenarrest. Voor zover duidelijk is wat [appellant] in zijn akte bedoelt, vormt dit geen aanleiding voor het hof om terug te komen op hetgeen in het tussenarrest is overwogen en beslist.

3.Beslissing

Het hof:
laat [geïntimeerden] toe tot het leveren van bewijs van hun stelling dat in het verlengde van de linkerzijde van het pand van [appellant] (gezien vanaf de straatkant) aan de achterzijde op het perceel van [appellant] ter hoogte van de tuin van [geïntimeerden] sinds (ieder geval) mei 1989 tot en met (in ieder geval) mei 2009 onafgebroken een hek heeft gestaan van het pand van [appellant] tot de sloot achterin de tuin (waardoor het hek beide percelen van elkaar afsloot);
beveelt dat, indien [geïntimeerden] getuigen willen doen horen, een getuigenverhoor zal plaatsvinden voor mr. L.R. van Harinxma thoe Slooten, daartoe tot raadsheer-commissaris benoemd, in het Paleis van Justitie, IJdok 20 te Amsterdam op een nader te bepalen datum en tijdstip;
bepaalt dat de advocaat van [geïntimeerden] uiterlijk op de rol van 24 juli 2018 onder opgave van de verhinderdata van partijen, hun advocaten en de door [geïntimeerden] voor te brengen getuigen in de periode van september tot en met november 2018 aan het (enquêtebureau van het) hof een datum dient te verzoeken voor het bepalen van het getuigenverhoor;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.F. Aalders, J.C. Toorman en L.R. van Harinxma thoe Slooten, en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 10 juli 2018.