In deze zaak, die een vervolg is op een tussenarrest van 19 december 2017, heeft het Gerechtshof Amsterdam op 10 juli 2018 uitspraak gedaan in een hoger beroep. De zaak betreft een geschil tussen een appellant en twee geïntimeerden over de eigendom van een strook grond, die door de geïntimeerden wordt geclaimd op basis van verjaring. Het hof heeft de geïntimeerden toegelaten tot bewijslevering van hun stelling dat er sinds mei 1989 tot mei 2009 onafgebroken een hek heeft gestaan dat de percelen van de appellant en de geïntimeerden van elkaar scheidde. Dit hek zou hebben geleid tot het feit dat de appellant gedurende 20 jaar de strook grond niet heeft kunnen betreden, wat van belang is voor de beoordeling van de eigendom op basis van verjaring.
De geïntimeerden hebben in eerste aanleg gevorderd dat de strook grond, bestaande uit de Voorkant, de Steeg, het Terras en de Tuin, eigendom is geworden door verjaring. Het hof heeft vastgesteld dat de bewijsopdracht niet alleen relevant is voor de Tuin, maar voor de gehele strook grond. De geïntimeerden zijn in de gelegenheid gesteld om bewijs te leveren, en het hof heeft een getuigenverhoor gelast, dat zal plaatsvinden voor mr. L.R. van Harinxma thoe Slooten. De advocaat van de geïntimeerden moet uiterlijk op 24 juli 2018 een datum aanvragen voor het getuigenverhoor.
Het hof heeft verder geoordeeld dat de argumenten van de appellant om terug te komen op eerdere beslissingen in het tussenarrest niet voldoende zijn om het hof te doen afwijken van zijn eerdere oordelen. De beslissing om de geïntimeerden toe te laten tot bewijslevering is daarmee gehandhaafd, en verdere beslissingen zijn aangehouden.