In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 10 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was beschuldigd van dierenmishandeling, specifiek het schoppen van een rijksspeurhond op Schiphol op 25 april 2016. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 60 uur, subsidiair 30 dagen hechtenis. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een geldboete van € 500,- geëist, subsidiair 10 dagen hechtenis.
Het hof heeft de zaak onderzocht op basis van de aangiften van verbalisanten en getuigen. De verdediging voerde aan dat de verklaringen van de verbalisanten onbetrouwbaar waren, maar het hof oordeelde dat er geen reden was om aan de betrouwbaarheid van de aangiften te twijfelen. De verklaringen van de verbalisanten werden ondersteund door getuigenverklaringen, die bevestigden dat de verdachte een schopbeweging naar de hond had gemaakt. Het hof achtte het bewezen dat de verdachte de hond pijn had gedaan en diens welzijn had benadeeld.
Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en legde een geldboete op van € 500,-, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Het hof benadrukte de ernst van het feit, gezien de rol van de hond in de samenleving en het disrespect dat de verdachte toonde door het dier te mishandelen. De beslissing van het hof is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wet Dieren die van toepassing waren ten tijde van het bewezen verklaarde.