beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 11/86 en 12/86
beschikking van de Ondernemingskamer van 20 juni 2018
[A],
wonende te [....] ,
VERZOEKER,
advocaat:
mr. M.J.W. Hoek, kantoorhoudende te Alphen aan den Rijn,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[B],
gevestigd te [....] ,
VERWEERSTER,
niet verschenen,
[C],
wonende te [....] ,
BELANGHEBBENDE,
advocaat:
mr. W.H.A.M. van den Muijsenbergh, kantoorhoudende te Rotterdam.
1.
Het verloop van het geding
1.1 Partijen zullen in het vervolg (ook) als volgt worden aangeduid:
- verzoeker met [A] ;
- verweerster met [B] ;
- belanghebbende met [C] .
1.2 Voor het verloop van het geding verwijst de Ondernemingskamer in het bijzonder naar haar beschikkingen in deze zaak van 29 mei 1986, 18 februari 1988, 10 september 2001, 29 november 2001 en 2 februari 2018.
1.3 Bij beschikking van 29 mei 1986 heeft de Ondernemingskamer bij wijze van voorziening als bedoeld in artikel 2:356 BW mr. E.W.J.H. de Liagre Böhl (hierna: De Liagre Böhl) benoemd als bestuurder van [B] .
1.4 Bij beschikkingen van 18 februari 1988 en 10 september 2001 heeft de Ondernemingskamer aan De Liagre Böhl, op zijn verzoek, voor werkzaamheden verricht in hoedanigheid van bestuurder van [B] een beloning toegekend van respectievelijk NLG 87.744 te vermeerderen met btw over de periode van 29 mei 1986 tot 6 januari 1988 en NLG 88.977,90 te vermeerderen met btw over de periode van 6 januari 1988 tot 1 januari 2001.
1.5 Bij beschikking van 29 november 2001 heeft de Ondernemingskamer [B] op verzoek van De Liagre Böhl ontbonden, met zijn benoeming tot vereffenaar van het vermogen van [B] . Op 23 juni 2011 is in het handelsregister van de Kamer van Koophandel geregistreerd dat [B] is opgehouden te bestaan omdat geen bekende baten meer aanwezig waren met ingang van 30 mei 2011. Op verzoek van De Liagre Böhl heeft rechtbank Den Haag bij beschikking van 26 november 2015 de vereffening van het vermogen van [B] heropend, met benoeming van mr. R.H.A.M. van Hövell tot Westerflier (hierna: Van Hövell tot Westerflier) tot vereffenaar. Op 9 december 2016 heeft Van Hövell tot Westerflier de rekening en verantwoording en het plan van verdeling ter inzage gelegd bij handelsregister van de Kamer van Koophandel. Rechtbank Den Haag heeft vervolgens op 10 februari 2017 verklaard dat niemand daartegen in verzet is gekomen binnen de daarvoor geldende termijn van twee maanden.
1.6 Bij beschikking van 2 februari 2018 heeft de Ondernemingskamer De Liagre Böhl en Van Hövell tot Westerflier op hun verzoek een beloning toegekend voor werkzaamheden verricht in hoedanigheid van (opvolgend) vereffenaar van [B] van respectievelijk € 992,59 inclusief BTW en € 12.409,98 inclusief btw.
1.7 Bij brief aan de Ondernemingskamer van 1 maart 2018 heeft De Liagre Bӧhl – naar de Ondernemingskamer begrijpt op de voet van artikel 2:357 lid 4 BW – een verzoek gedaan tot vaststelling van een beloning voor zijn werkzaamheden als bestuurder over de periode 1 januari 2001 tot en met 28 november 2001.
1.8 De advocaten van partijen zijn bij e-mail van 13 maart 2018 door de secretaris van de Ondernemingskamer in de gelegenheid gesteld zich over het verzoek van De Liagre Bӧhl uit te laten. Daarop hebben mr. Van den Muijsenbergh, namens [C] , en mr. Hoek, namens [A] , bij e-mailberichten aan de Ondernemingskamer van respectievelijk 17 en 21 maart 2018 bezwaar gemaakt tegen toekenning van de verzochte beloning.
1.9 De Liagre Bӧhl is bij e-mail van de secretaris van de Ondernemingskamer van 21 maart 2018 in de gelegenheid gesteld om te reageren op voormelde e-mailberichten van mr. Van den Muijsenbergh en mr. Hoek van 17 en 21 maart 2018. Bij brief aan de Ondernemingskamer van 29 maart 2018 heeft Van Hövell tot Westerflier – naar de Ondernemingskamer begrijpt namens De Liagre Bӧhl – van die gelegenheid gebruik gemaakt. Hierop hebben mr. Van den Muijsenbergh en mr. Hoek, daartoe bij e-mail van 4 april 2018 in de gelegenheid gesteld door de secretaris van de Ondernemingskamer, gereageerd bij e-mailberichten van respectievelijk 11 en 16 april 2018. Tot slot heeft Van Hövell tot Westerflier op die e-mailberichten gereageerd bij brief aan de Ondernemingskamer van 18 april 2018.