ECLI:NL:GHAMS:2018:2314

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 juni 2018
Publicatiedatum
9 juli 2018
Zaaknummer
200.218.209/01 OK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van Huisartsenpraktijk De la Rey B.V. na faillissement

In deze zaak heeft de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam op 27 juni 2018 een beschikking gegeven inzake het faillissement van Huisartsenpraktijk De la Rey B.V. De verzoeker, aangeduid als [A], had een verzoek ingediend tegen de besloten vennootschap Huisartsenpraktijk De la Rey B.V. en de belanghebbende [B]. De Ondernemingskamer had eerder een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken van Huisartsenpraktijk De la Rey, maar na het faillissement op 16 januari 2018, waarbij mr. H.M.D. Bentfort van Valkenburg als curator was benoemd, werd de vraag opgeworpen of het onderzoek nog voortgezet kon worden.

De curator heeft aangegeven dat er geen financiële middelen beschikbaar zijn in de boedel om het onderzoek te financieren. De Ondernemingskamer heeft geconstateerd dat zowel de curator als [B] niet bereid zijn de kosten van het onderzoek te dragen. Gezien het faillissement en het ontbreken van financiering, heeft de Ondernemingskamer besloten het bevolen onderzoek en de getroffen onmiddellijke voorziening te beëindigen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en drie raadsheren, bijgestaan door twee raden, en is openbaar uitgesproken in de zitting van de Ondernemingskamer.

Uitspraak

beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.218.209/01 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 27 juni 2018
inzake
[A],
wonende te [....] ,
VERZOEKER,
advocaat:
mr. J. Maliepaard, kantoorhoudende te Bleiswijk,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HUISARTSENPRAKTIJK DE LA REY B.V.,
gevestigd te Den Haag,
VERWEERSTER,
niet verschenen,
e n t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[B],
gevestigd te [....] ,
BELANGHEBBENDE,
advocaat: aanvankelijk mr. P.R.L.V.M. Kruik, kantoorhoudende te Den Haag, thans
mr. A. Kara, kantoorhoudende te Maastricht.
1.
Het verloop van het geding
1.1 Verzoeker, verweerster en belanghebbende worden hierna respectievelijk aangeduid met [A] , Huisartsenpraktijk De la Rey en [B] .
1.2 Voor het verloop van het geding verwijst de Ondernemingskamer naar haar beschikkingen van 25 oktober 2017 en 30 oktober 2017.
1.3 Bij voornoemde beschikkingen heeft de Ondernemingskamer een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken van Huisartsenpraktijk De la Rey over de periode vanaf 28 juni 2016, de aanwijzing van de onderzoeker vooralsnog aangehouden en bij wijze van onmiddellijke voorziening met onmiddellijke ingang en vooralsnog voor de duur van het geding mr. A.J. Tekstra (hierna: Tekstra) te Amsterdam benoemd tot bestuurder van Huisartsenpraktijk De la Rey met beslissende stem en bepaald dat deze bestuurder zelfstandig bevoegd is Huisartsenpraktijk De la Rey te vertegenwoordigen en dat zonder deze bestuurder Huisartsenpraktijk De la Rey niet vertegenwoordigd kan worden.
1.4 Tekstra heeft de Ondernemingskamer telefonisch bericht dat Huisartsenpraktijk De la Rey op 16 januari 2018 failliet is verklaard met benoeming van mr. H.M.D. Bentfort van Valkenburg als curator (hierna ook: de curator)
1.5 Bij e-mail van 1 mei 2018 heeft de secretaris van de Ondernemingskamer partijen en de curator verzocht, gelet op het faillissement van Huisartsenpraktijk De la Rey, zich uit te laten over al dan niet voortzetting van het bevolen onderzoek en de getroffen onmiddellijke voorziening, alsmede de financiering daarvan.
1.6 De curator heeft bij e-mail van 1 mei 2018 de Ondernemingskamer bericht dat naar zijn oordeel het onderzoek en de getroffen onmiddellijke voorziening beëindigd kunnen worden, gelet op het ontbreken van financiële middelen in de boedel om het onderzoek en de voorzieningen te financieren.
1.7 Mr. Kara heeft bij e-mail van 11 mei 2018 namens [B] de Ondernemingskamer verzocht een onderzoeker aan te wijzen.
1.8 De secretaris van de Ondernemingskamer heeft bij e-mail van 14 mei 2018 (de advocaat van) [B] verzocht de Ondernemingskamer te informeren hoe het onderzoek gefinancierd dient te worden gelet op de mededeling van de curator dat het de boedel aan financiële middelen ontbreekt. Het bericht houdt voorts in dat bij gebrek aan financiering, de Ondernemingskamer het onderzoek zal beëindigen en de getroffen onmiddellijke voorziening zal opheffen.
1.9 Hierop zijn e-mails gevolgd van de curator van 14 mei 2018 en van mr. Kara namens [B] van 17 mei 2018.
1.10 Bij e-mail van 18 mei 2018 heeft de secretaris van de Ondernemingskamer de curator in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de e-mail van mr. Kara van 17 mei 2018. Hierbij is tevens aan partijen en de curator bericht dat, indien de curator niet bereid is de kosten van het onderzoek uit de boedel te financieren en geen van partijen deze kosten voor zijn rekening wenst te nemen, de Ondernemingskamer de zaak zal beëindigen.
1.11 Hierop heeft mr. Kara namens [B] gereageerd bij e-mail van 18 mei 2018. De curator heeft de Ondernemingskamer bij e-mail van 24 mei 2018 bericht.
1.12 Van (de advocaat van) [A] is niet vernomen.

2.De gronden van de beslissing

2.1
[B] heeft zich op het standpunt gesteld dat zij niet bereid is de kosten van het onderzoek te dragen en dat de curator de kosten van het onderzoek ten laste van de boedel zou moeten brengen, althans de beslissing daarover zou moeten voorleggen aan de rechter- commissaris in het faillissement.
2.2
De curator heeft kort samengevat aangevoerd dat de kosten van een onderzoek niet als boedelschuld kunnen worden aangemerkt. Bovendien ontbreekt het de boedel aan middelen voor een onderzoek als gelast door de Ondernemingskamer naast het onderzoek van de curator zelf naar de oorzaken en achtergrond van het faillissement in volle gang is. Hierover heeft overleg met de rechter-commissaris plaatsgevonden. Sanering en herstel van gezonde verhoudingen zijn vanwege het faillissement niet meer aan de orde. De curator heeft geen bezwaar tegen het onderzoek indien [B] het zelf wenst te financieren.
2.3
De Ondernemingskamer overweegt als volgt. De curator is niet bereid de kosten van het onderzoek uit de boedel te betalen en is daartoe ook niet verplicht omdat de kosten van het onderzoek geen boedelschuld zijn (HR 24 juni 2005, NJ 2005, 382). [B] , of enig ander, heeft zich evenmin bereid verklaard de kosten van het onderzoek voor eigen rekening te nemen.
2.4
Omdat er bij deze stand van zaken geen financiering van het onderzoek voorhanden is en daarop evenmin enig uitzicht bestaat en omdat gelet op het faillissement van Huisartsenpraktijk De la Rey de getroffen onmiddellijke voorziening niet gehandhaafd behoeft te worden, zal de Ondernemingskamer het bevolen onderzoek en de getroffen onmiddellijke voorziening beëindigen en wel per heden.

3.De beslissing

De Ondernemingskamer:
beëindigt met ingang van heden (a) het bij haar beschikking van 25 oktober 2018 bevolen onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van Huisartsenpraktijk De la Rey B.V., gevestigd te Den Haag en (b) de bij die beschikking getroffen onmiddellijke voorziening;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.C. Makkink, voorzitter, mr. J. den Boer en mr. M.M.M. Tillema, raadsheren, en dr. P.M. Verboom en drs. J.S.T. Tiemstra RA, raden, in tegenwoordigheid van mr. H.H.J. Zevenhuijzen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 27 juni 2018.