3.2.7.De notaris heeft bij brief van 8 december 2014 aan de vader onder andere bericht:
“Betreft: advisering
(..) De heer Mr [de deskundige] heeft die taak op zich genomen en heeft na (diverse) besprekingen met de familie en met mij een conclusie getrokken.
Op voorhand heeft u overigens aangegeven die conclusie onderbouwd te kunnen weerleggen.
(..)
De conclusie van de heer [de deskundige] wordt door u betwist:
a. onder andere ten aanzien van de waarde van de boerderij (..)
(..)
De jaren waarover deze aangelegenheid gaat, liggen inmiddels op een zodanige termijn achter ons, dat ook niet alles meer tot in detail te herleiden is.
Het is zowel van u als van uw dochter het goede recht om bij de standpunten die u heeft te blijven en wellicht zullen die standpunten niet bij elkaar komen.
Wellicht zullen die standpunten gezien deze brief en de conclusies van de heer [de deskundige] wel bij elkaar komen.
Zowel de heer [de deskundige] als ondergetekende gaan ervan uit dat u met de beste bedoelingen gehandeld heeft, zonder enige vorm van opzet, hetgeen echter niet wegneemt dat de conclusie van de heer [de deskundige] wel aanwezig is en door hem goed onderbouwd is, ook al wordt deze onderbouwing door u gemotiveerd betwist.
In gesprekken heeft u aan mij aangegeven dat uw dochter in de loop der jaren ook door u bevoordeeld is. Uit de conclusie van de heer [de deskundige] blijkt dat hij daarmee rekening gehouden heeft.
(..)
U bent - nogmaals - van mening dat zich ten aanzien van een aantal onderdelen, behoudens hetgeen in deze brief anders vermeld is, geen bevoordeling heeft plaatsgevonden.
Misschien bieden deze brief en het rapport van de bevindingen van de heer [de deskundige] een aanknopingspunt om met elkaar om de tafel te zitten en misschien zijn de standpunten inmiddels wel zo ver van elkaar verwijderd dat die mogelijkheid is afgesneden. Dat laatste zou voor u allen uiterst te betreuren zijn.”
3.2.9.Nadien zijn er verscheidene brieven en e-mailberichten tussen de vader, klaagster en de notaris gewisseld. In de berichten van de notaris aan klaagster van 13 maart 2015, 24 maart 2015, 9 april 2015, 26 augustus 2015 (productie 3, pagina 45-46, bij verweerschrift in hoger beroep) en 18 september 2015, staat, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:
Brief van 13 maart 2015:
“In een eerdere brief aan u is door mij aangegeven dat de conclusie(s) van de heer Mr [de deskundige] in zijn rapportage, door uw ouders gemotiveerd en onderbouwd betwist zijn.
Uw ouders hebben aan mij de wens te kennen gegeven om een en ander duidelijker aan te geven en waar nodig toe te lichten. (..)”
In deze brief maakt de notaris verder melding van de lagere en hogere bedragen die als waarde van de boerderij zijn genoemd.
E-mailbericht van 24 maart 2015:
“In mijn eerdere brief aan u is aangegeven dat de rapportage van de heer [de deskundige] door uw ouders onderbouwd en gemotiveerd weerlegd wordt. Uw ouders hebben mij verzocht dat duidelijker te verwoorden, hetgeen in mijn laatste brief aan u is gebeurd.
(..)
De strekking van mijn laatste brief is mijns inziens niet zoveel anders dan die van mijn voorgaande brief. In mijn voorgaande brief is vermeld dat de heer [de deskundige] in zijn rapportage komt tot een bevoordeling van uw broer ten opzichte van u en in mijn laatste brief is op verzoek van uw ouders geprobeerd de onderbouwing en de motivering van de weerlegging daarvan duidelijker aan te geven.
(..)
Met mijn brief die aan u gericht is, ben ik niet opeens voor de een en tegen de ander, doch is geprobeerd om het standpunt van uw ouders voor u zo nodig te verduidelijken.
(..)
De gegevens van de heer [de deskundige] worden in het geheel niet genegeerd. Sterker nog, de gegevens van de heer [de deskundige] worden gebruikt als vergelijkingsmateriaal voor het kunnen vormen van een ander beeld van de situatie.
Voor zijn berekening is de heer [de deskundige] van bepaalde aannames uitgegaan, waar een bepaald resultaat uit voortvloeit, terwijl in mijn laatste brief aan u getoond is dat andere aannames tot een ander beeld kunnen leiden.
Het verzoek van uw ouders is geweest om tot een verduidelijking van hun standpunt in deze zaak jegens u te komen zodat u mogelijk ook meer inzicht kunt hebben in hetgeen zij naar voren willen brengen. (..)”
Brief van 9 april 2015:
“Het is mijn taak om wederzijds begrip voor elkaars standpunten te kweken teneinde partijen bij een conflict tot elkaar te brengen. (..)
Op mijn kantoor is niet afgesproken dat beide partijen zich aan de uitkomst van het onderzoek van de heer [de deskundige] zouden conformeren. Op mijn kantoor is aangegeven dat een onderzoek door een derde wellicht een laatste poging zou kunnen zijn om u tot elkaar te brengen.
De bedoeling van de rapportage is dan ook geweest om aan de hand van die uitkomst te kijken of u tot elkaar zou kunnen komen.
(..)
Daarmee ben ik niet zoals u aangeeft verworden tot een spreekbuis van uw ouders.
(..)
De brief die door mij is opgesteld is niet opgesteld om de belangen van uw ouders in dit conflict te behartigen. De brief die door mij is opgesteld is evenmin opgesteld om de belangen van u te schaden. De brief is opgesteld om u tot elkaar te laten komen.
Het is duidelijk dat er een bevoordeling is geweest waarbij het nu gaat om de mate van de bevoordeling, de redeneringen die daaraan ten grondslag liggen en de wijze waarop compensatie zou kunnen plaatsvinden. (..)”
De notaris heeft in deze brief verder nog gewezen op het feit dat [de deskundige] voor wat betreft de boerderij is gekomen tot een waarde die zich zou kunnen bevinden in het midden van een bandbreedte. Voor het overige heeft de notaris kanttekeningen geplaatst bij de verschillende bedragen.
E-mailbericht van 26 augustus 2015:
“In het begin is de mededeling van uw vader geweest dat er in het geheel geen sprake is geweest van een schenking en benadeling van u. Dat inzicht is bij hem inmiddels wel aanwezig. Dat inzicht zou bij hem niet aanwezig zijn als ik uitsluitend woordvoerder van uw vader was geweest. De discussie betreft de hoogte van de schenking/benadeling, waarvan het uw vader duidelijk is dat u van mening bent dat het om aanzienlijk hogere waarden gaat en waarvan het u duidelijk is dat uw vader van mening is dat het om aanzienlijk lagere waarden gaat.
De heer [de deskundige] heeft een middenweg gekozen, in een poging u tot elkaar te brengen en u tot een gesprek met elkaar te bewegen, hetgeen niet gaat.
Ten aanzien van die conclusies is door mij aangegeven dat andere uitgangspunten tot ander inzichten kunnen leiden.
Mijn advies aan u allen is geweest om te trachten om vóór het overlijden van één van uw ouders of uw beide ouders tot een oplossing van het geschil te komen, omdat de mogelijkheid anders aanwezig is dat de zaak zich daarna voortsleept. Dat is overigens niet het uitgangspunt geweest, omdat het uitgangspunt is geweest om te bekijken of en zo ja tot welk bedrag er sprake zou zijn van bevoordeling/benadeling.
Het is duidelijk dat u de berekeningen van de heer [de deskundige] wilt hanteren als oplossing van het conflict, maar uw vader wil dat niet, waarmee de zaak tussen u onopgelost zal blijven, ook ten tijde van dan wel na het overlijden van uw ouders. (..)”
E-mailbericht van 18 september 2015:
“Noch uw ouders noch u kunnen uitspraken doen uit mijn naam, zodat ik daar hoe dan ook niet op behoef te reageren. De enige die uitspraken uit mijn naam kan doen, ben ik zelf. (..)
Indien ik “afstand” zou nemen van het rapport van de heer [de deskundige], zou ik eveneens “afstand” nemen van het feit dat zich een bevoordeling van uw broer heeft voorgedaan. Dat zou ten nadele van u zijn. Mijn conclusie ten aanzien van de rapportage is geweest (in andere bewoordingen dan de conclusie zelf, zonder daar enige bedoeling mee te hebben), dat het op zich duidelijk is dat er zich een bevoordeling heeft voorgedaan en dat uw vader echter een aantal argumenten naar voren gebracht heeft, die vervolgens door mij nagekeken zijn, en waarvan de conclusies in de aan u gezonden brieven bekend zijn gemaakt, die er kort weergegeven op neer komen dat andere uitgangspunten tot andere inzichten ten aanzien van de mate van bevoordeling kunnen leiden.
Ik kan uit mijn e-mails en brieven aan u overigens niet herleiden dat ik aangegeven heb het standpunt van uw ouders te verwoorden. U heeft mij wel met regelmaat verweten spreekbuis van uw ouders te zijn, hetgeen door mij ontkend is.
(..)
Het is niet zo dat het of zwart of wit is, doch de nuanceringen die door mij aangebracht zijn dienen niet uit het oog verloren te worden.
Er is inmiddels meer dan voldoende en uitgebreide correspondentie geweest ten aanzien van deze aangelegenheid en dito toelichting op deze aangelegenheid gegeven, zodat het dossier door mij gesloten wordt en er door mij geen nadere correspondentie meer over gevoerd wordt.”