ECLI:NL:GHAMS:2018:2296

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 juni 2018
Publicatiedatum
6 juli 2018
Zaaknummer
23-003067-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak wederspannigheid en veroordeling wegens belediging van politieambtenaren tijdens uitoefening van hun functie

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder vrijgesproken van wederspannigheid, maar werd wel veroordeeld voor belediging van politieambtenaren. De tenlastelegging omvatte twee punten: belediging van ambtenaren door de woorden "Jullie zijn racisten!" te uiten en verzet tegen ambtenaren met geweld of bedreiging. Het hof heeft de vrijspraak van de politierechter vernietigd en geoordeeld dat er voldoende bewijs was voor de belediging, maar niet voor het verzet. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van € 250,- en 5 dagen hechtenis, met een voorwaardelijk deel van € 125,- en 2 dagen hechtenis. Het hof overwoog dat de belediging van politieambtenaren tijdens hun functie het gezag en de integriteit van de politie aantast en dat dit een zwaardere straf rechtvaardigt. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 23, 24, 24c, 57, 266 en 267 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003067-16
datum uitspraak: 28 juni 2018
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 2 augustus 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-706466-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1994,
bpr-adres: [adres 1],
adres: [adres 2].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 6 oktober 2017, 14 juni 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 11 juni 2016 te Amsterdam opzettelijk één of meerdere ambtenaren, te weten [verbalisant 1] (hoofdagent van politie Eenheid Amsterdam) en/of [verbalisant 2] (hoofdagent van politie Eenheid Amsterdam) en/of [verbalisant 4] (hoofdagent van politie Eenheid Amsterdam) en/of [verbalisant 3] (medewerker van politie Eenheid Amsterdam), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/hun bediening,in zijn/hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/hen de woorden toe te voegen: "Jullie zijn racisten!", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
2:
hij op of omstreeks 11 juni 2016 te Amsterdam, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een of meer ambtenaren, te weten [verbalisant 2], werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, door met zijn armen te zwaaien en/of zijn armen niet op zijn rug te doen en/of met zijn elleboog in de richting van Van Oostveen te bewegen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde tot andere beslissingen komt dan de politierechter.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde

Vrijspraak

Het hof heeft uit de inhoud van de zich in het dossier bevindende wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging bekomen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde

Bespreking van een ter terechtzitting gevoerd verweer

De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van overtuigend bewijs en heeft hiertoe in de kern aangevoerd dat uit het proces-verbaal van bevindingen van 11 juni 2016, opgemaakt door de verbalisanten [verbalisant 1], [verbalisant 2], [verbalisant 4] en [verbalisant 3], volgt dat alleen de verbalisant [verbalisant 1] heeft gerelateerd dat hij hoorde dat de verdachte de ten laste gelegde bewoordingen “Jullie zijn racisten.” uitte. Aangezien deze bevindingen niet worden gestaafd door de in eerste aanleg ter terechtzitting gehoorde getuige A. Dannoun en de op de ter terechtzitting in hoger beroep getoonde camerabeelden, ontbreekt de overtuiging dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 ten laste gelegde belediging, aldus de raadsvrouw.
Anders dan de raadsvrouw is het hof van oordeel dat in het dossier niet alleen wettig maar ook overtuigend bewijs aanwezig is dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan. De omstandigheid dat voornoemd proces-verbaal geen steun zou vinden in de getuigenverklaring van Dannoun maakt dit niet anders, reeds nu de getuige heeft verklaard moeilijk te kunnen zeggen of hij een belediging had gehoord. Ook de ter terechtzitting in hoger beroep getoonde camerabeelden brengen het hof niet tot een ander oordeel, omdat deze camerabeelden slechts een klein deel laten zien van hetgeen is voorgevallen op 11 juni 2016.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op 11 juni 2016 te Amsterdam opzettelijk ambtenaren, te weten [verbalisant 1] (hoofdagent van politie Eenheid Amsterdam) en [verbalisant 2] (hoofdagent van politie Eenheid Amsterdam) en [verbalisant 4] (hoofdagent van politie Eenheid Amsterdam) en [verbalisant 3] (medewerker van politie Eenheid Amsterdam), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hen de woorden toe te voegen: "Jullie zijn racisten!".
Hetgeen onder 1 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde vrijgesproken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 250,-, subsidiair 5 dagen hechtenis, waarvan € 125,-, subsidiair 2 dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De raadsvrouw van de verdachte heeft verzocht de verdachte een geldboete ter hoogte van € 100,- op te leggen, overeenkomstig de transactie die een medeverdachte aangeboden heeft gekregen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belediging van politieambtenaren tijdens de uitoefening van hun functie. Door aldus te handelen heeft de verdachte het gezag en de integriteit van de politieambtenaren aangetast en hen in hun eer en goede naam geschaad.
Het hof heeft gelet op de straf die door rechters bij eenvoudige belediging pleegt te worden opgelegd. Deze straf heeft zijn weerslag gevonden in de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daarin wordt een geldboete van € 150,- genoemd, welke straf kan worden verhoogd indien de belediging is geuit tegen een ambtenaar in functie.
Gelet hierop en op de omstandigheid dat de beledigende uitlating was gericht tegen meerdere verbalisanten acht het hof, alles afwegende, een geldboete van na te melden hoogte passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 23, 24, 24c, 57, 266 en 267 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 250,00 (tweehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
5 (vijf) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.E. Kleene-Krom, mr. H.S.G. Verhoeff en mr. S.M.M. Bordenga, in tegenwoordigheid van A.D. Renshof, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 28 juni 2018.
[...]