In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 3 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1997 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was eerder veroordeeld voor diefstal van een tas met inhoud, waaronder een telefoon, op 15 oktober 2017 te Amsterdam. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat dit enkel een aantekening bevatte op basis van artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlasteleggingen. De bewezenverklaring is gebaseerd op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Het hof oordeelde dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten.
De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van één maand. Het hof heeft deze straf bevestigd, waarbij het de ernst van het feit en de maatschappelijke overlast van diefstal in de binnenstad van Amsterdam in overweging heeft genomen. De verdachte had geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden, wat het hof zwaar heeft laten wegen in de strafoplegging. De op te leggen straf is gegrond op artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.