ECLI:NL:GHAMS:2018:2289

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 juli 2018
Publicatiedatum
5 juli 2018
Zaaknummer
23-004176-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake diefstal op het Centraal Station te Amsterdam

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 3 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1997 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was eerder veroordeeld voor diefstal van een tas met inhoud, waaronder een telefoon, op 15 oktober 2017 te Amsterdam. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat dit enkel een aantekening bevatte op basis van artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlasteleggingen. De bewezenverklaring is gebaseerd op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Het hof oordeelde dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten.

De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van één maand. Het hof heeft deze straf bevestigd, waarbij het de ernst van het feit en de maatschappelijke overlast van diefstal in de binnenstad van Amsterdam in overweging heeft genomen. De verdachte had geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden, wat het hof zwaar heeft laten wegen in de strafoplegging. De op te leggen straf is gegrond op artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004176-17
datum uitspraak: 3 juli 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 22 november 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-205175-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1997,
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 19 juni 2018.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 15 oktober 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas met inhoud (onder meer een telefoon), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 15 oktober 2017 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas met inhoud (onder meer een telefoon), toebehorende aan [slachtoffer].
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van een tas in een eetgelegenheid op het Centraal Station in Amsterdam. Diefstal is een ergerlijk feit waarbij naast eventuele schade ook veel hinder en overlast kan worden veroorzaakt. Bovendien veroorzaakt de verdachte met zijn gedrag gevoelens van onveiligheid en angst in de samenleving en in het bijzonder bij toeristen. De verdachte heeft door zijn handelen inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de aangeefster. Dat de aangeefster dankzij haar eigen adequate handelen geen materiële schade heeft geleden, doet daar niet aan af. Ondanks dat de tas van de aangeefster door haar en de getuige bij de verdachte wordt aangetroffen, neemt hij geen verantwoordelijkheid voor zijn handelen. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Alles afwegende, in het bijzonder de ernstige maatschappelijke overlast die (tassen)diefstal in de binnenstad van Amsterdam oplevert, acht het hof anders dan de raadsman enkel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, en wel voor de duur van één maand, passend en geboden. Dat de verdachte niet eerder in Nederland is veroordeeld ter zake van een misdrijf, doet daaraan niet af.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.D. van Heffen, mr. M.J.A. Duker en mr. S.M.M. Bordenga, in tegenwoordigheid van R.L. Vermeulen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 3 juli 2018.
[...]