Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
primair, voor recht zal verklaren dat [geïntimeerde] tekort is geschoten in de nakoming van de tussen partijen bestaande overeenkomst en hem zal veroordelen tot betaling van € 35.000,= inclusief btw, althans € 30.683,18 inclusief btw, te vermeerderen met wettelijke (handels)rente,
subsidiair, de tussen partijen gesloten overeenkomst zal ontbinden en [geïntimeerde] zal veroordelen tot voormelde bedragen als vergoeding van door [appellante] verrichte prestaties,
meer subsidiair, voor zover tussen partijen geen overeenkomst tot stand is gekomen, voor recht zal verklaren dat de door [appellante] verrichte prestaties onverschuldigd zijn verricht en [geïntimeerde] op die grond zal veroordelen tot betaling van voormelde bedragen,
meest subsidiair, voor zover tussen partijen geen overeenkomst tot stand zou zijn gekomen, voor recht zal verklaren dat [geïntimeerde] ongerechtvaardigd door de prestaties van [appellante] is verrijkt en [geïntimeerde] tot betaling zal veroordelen van voormelde bedragen wegens ongerechtvaardigde verrijking, een en ander met veroordeling van [geïntimeerde] tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten conform de staffel van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten, tot terugbetaling van hetgeen [appellante] ter uitvoering van het bestreden vonnis aan [geïntimeerde] mocht hebben voldaan, vermeerderd met wettelijke rente, en in de proceskosten van beide instanties, inclusief nakosten.
2.De feiten
3.Beoordeling
Aanbetaling t.a.v de te leveren goederen & diensten” voor een bedrag van € 10.000,= inclusief btw. [geïntimeerde] heeft deze factuur betaald. [appellante] heeft aan [geïntimeerde] op 31 augustus 2014 een tweede factuur gestuurd voor eveneens een bedrag van € 10.000,= inclusief btw, met daarop de omschrijving: “
2e Deelbetaling t.b.v de te leveren goederen & diensten”. Ook deze tweede factuur heeft [geïntimeerde] voldaan. Volgens [geïntimeerde] heeft hij deze facturen betaald nadat [appellante] onder meer een trap en een ‘wall rupture’ had aangeboden, hij aangaf dat die naar wens waren en [appellante] hem daarna had gevraagd aanbetalingen te doen als zekerheid voor zijn afname.
Akkoord, Als je uit de vloer bent, en de levertijd bekend is, hoor ik graag wanneer dit wordt, dan kan ik vanuit deze leverweek gaan rekenen”. Daarna heeft tussen partijen nog een bespreking op 23 september 2015 plaatsgevonden. [appellante] stelt dat [geïntimeerde] daarin het vertrouwen in haar heeft opgezegd. Vervolgens hebben partijen gecorrespondeerd en verscheidene voorstellen aan elkaar gedaan. [appellante] heeft meegedeeld niet verder te willen gaan met het project en voorgesteld dat zij [geïntimeerde] € 20.000,= in rekening zou brengen voor de door haar gemaakte uren en dat zij [geïntimeerde] de contacten beschikbaar zou stellen van haar leveranciers. [geïntimeerde] heeft dat voorstel afgewezen. Hij wilde dat de door hem reeds bij [appellante] bestelde zaken zouden worden geleverd. Aanvankelijk was hij bereid daarnaast [appellante] een vergoeding te betalen “voor tekenwerk etc” (e-mail van 12 oktober 2015), maar het daarmee samenhangende verzoek aan [appellante] om een urenlijst te verstrekken heeft hij uiteindelijk laten vallen (e-mail van 16 oktober 2015). Op 28 oktober 2015 heeft [geïntimeerde] [appellante] gesommeerd de leverings- en montagedata te bevestigen. Bij e-mail van 3 november 2015 aan de toenmalige advocaat van [appellante] heeft [geïntimeerde] daarvoor een termijn gesteld tot uiterlijk 6 november 2015, bij gebreke waarvan hij [appellante] voor schade aansprakelijk stelde en terugbetaling zou vorderen van het door hem betaalde voorschot. Op 13 november 2015 heeft [geïntimeerde] ten laste van [appellante] conservatoire derdenbeslagen doen leggen en haar op 20 november 2015 in de onderhavige procedure betrokken.
heeft bij wijze van tegenvordering de hierboven weergegeven vorderingen ingesteld, samengevat en voor zover in hoger beroep van belang, inhoudende dat [geïntimeerde] wordt veroordeeld tot betaling van € 35.000,=, subsidiair van € 30.683,18, onder verrekening van de reeds door [geïntimeerde] reeds betaalde € 20.000,=, met rente en proceskosten. Primair vordert zij de door haar genoemde bedragen als schadevergoeding wegens toerekenbare tekortkoming door [geïntimeerde] van de door haar gestelde overeenkomst. Subsidiair vordert zij deze bedragen als waardevergoeding na ontbinding dan wel wegens het verrichten van een prestatie zonder rechtsgrond voor het geval geoordeeld zou worden dat tussen partijen geen overeenkomst als door haar gesteld tot stand is gekomen.
in principaal appel zes grieventegen het vonnis waarvan beroep aangevoerd. In
voorwaardelijk incidenteel hoger beroepheeft [geïntimeerde]
één grieftegen het vonnis waarvan beroep gericht.
Sanitair en keuken: [X]”) ook de namen van een aantal derden worden genoemd, en dat [geïntimeerde] in dat verband naar voren heeft gebracht dat tot die derden ook behoort het afbouwbedrijf “ [Z] Timmerwerken”, dat tevens uit het budget van € 100.000,= zou moeten worden betaald, hetgeen [appellante] heeft betwist.
4.Beslissing
op 31 juli 2018 schriftelijk opgave doen van de verhinderdata van hen en van partijen in de periode van augustus tot en met november 2018 aan het enquêtebureau van het hof;