ECLI:NL:GHAMS:2018:2180

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 juni 2018
Publicatiedatum
3 juli 2018
Zaaknummer
23-000556-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak van de kinderrechter in een strafzaak met betrekking tot bedreiging

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem. De verdachte was in eerste aanleg vrijgesproken van een bedreiging, maar heeft tegen deze vrijspraak hoger beroep ingesteld. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het hoger beroep voor zover dit gericht is tegen de vrijspraak, conform artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering.

Tijdens de zitting op 24 mei 2018 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die heeft verzocht om dezelfde straf als in eerste aanleg. Het hof heeft de verklaringen van de aangever en getuigen beoordeeld, die stelden dat de verdachte een mes in zijn hand had tijdens het incident. De verdachte ontkende dit en beweerde dat hij een fietssleutel in zijn hand had. Het hof oordeelde dat de verklaringen van de getuigen consistent en betrouwbaar waren, en verwierp het verweer van de raadsman.

Uiteindelijk heeft het hof het vonnis waarvan beroep bevestigd, met inachtneming van de overwegingen die in de uitspraak zijn opgenomen. De beslissing van het hof houdt in dat de verdachte niet-ontvankelijk wordt verklaard in het hoger beroep voor het deel dat betrekking heeft op de vrijspraak, en dat het vonnis van de rechtbank wordt bevestigd voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000556-18
datum uitspraak: 7 juni 2018
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, van 13 februari 2018 in de strafzaak onder parketnummer 15-219110-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2001,
adres: [adres].

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 24 mei 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg is opgelegd.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en zal dit derhalve bevestigen met dien verstande dat het hof:
  • een in hoger beroep gevoerd verweer bespreekt, en
  • de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen vervangt door de bewijsmiddelen, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Bespreking van een in hoger beroep gevoerd verweer

De raadsman heeft vrijspraak bepleit. De verdachte ontkent met een mes in zijn hand op de aangever te zijn afgelopen. Op de beelden van het incident is het mes niet zichtbaar. De getuigen hebben geen betrouwbare verklaringen afgelegd. Zij behoren tot dezelfde vriendengroep en hebben hun verklaringen op elkaar afgestemd, aldus de raadsman.
Het hof overweegt als volgt.
Zowel de aangever als de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] hebben verklaard dat zij hebben gezien dat de verdachte een mes in zijn hand had. [getuige 1] heeft gesproken over ‘een groot model zakmes’. De aangever heeft verklaard dat het opengeklapte mes een lengte van ongeveer twintig centimeter had.
Deze verklaringen komen naar het oordeel van het hof genoegzaam overeen met de verklaring van [getuige 2] dat het
lemmetvan het mes ongeveer tien centimeter lang was. Het hof ziet niet in waarom deze verklaringen onbetrouwbaar zouden zijn. Van enige afstemming is niet gebleken.
De verdachte heeft verklaard dat hij weliswaar een mes in zijn bezit had, maar dat hij dit mes in zijn achterbroekzak had weggestopt, vóór hij de confrontatie met de aangever aanging. Hij is met een opengeklapte fietssleutel op de aangever afgelopen en dus niet met een mes.
De verdachte heeft deze sleutel ter terechtzitting aan het hof getoond. Het hof heeft daarbij waargenomen dat de uitklapbare fietssleutel waarvan de verdachte stelt dat hij deze in zijn hand had, ongeveer drie à vier centimeter lang was. Het hof acht de lezing van de verdachte niet aannemelijk, gelet op de verklaringen van de aangever en de getuigen omtrent het zien van een mes en de grootte daarvan.
Het hof verwerpt het verweer van de raadsman.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 ten laste gelegde.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. Kengen, mr. F.G. Hijink en mr. S.C.C. Hes-Bakkeren, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Biersteker, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 7 juni 2018.
Mr. S.C.C. Hes-Bakkeren is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
[...]