ECLI:NL:GHAMS:2018:2149

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 juni 2018
Publicatiedatum
3 juli 2018
Zaaknummer
200.235.172/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep inzake verzoek tot jeugdbescherming

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 5 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende een verzoek tot jeugdbescherming. De moeder, verzoekster in hoger beroep, had op 1 maart 2018 hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 30 november 2017. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder ter zitting in eerste aanleg aanwezig was, waardoor het hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak van de rechtbank ingesteld moest worden. Dit betekent dat de termijn voor het indienen van het hoger beroepschrift uiterlijk op 28 februari 2018 had moeten zijn. Aangezien het hoger beroepschrift pas op 1 maart 2018 ter griffie van het hof is ingekomen, heeft het hof geoordeeld dat de moeder niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar hoger beroep. De omstandigheid dat de advocaat van de moeder op 27 februari 2018 een V1-formulier heeft gedownload, werd niet als voldoende beschouwd om het hoger beroep tijdig in te stellen. Het hof heeft derhalve de moeder niet-ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie -en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.235.172/01
zaaknummer rechtbank: C/15/265312/ JU RK 17-1771
beschikking van de meervoudige kamer van 5 juni 2018 inzake
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. A. van den Berg te Utrecht,
en
Jeugdbescherming Regio Amsterdam,
gevestigd te Amsterdam,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de GI.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Holland (locatie: Haarlem) (hierna: de rechtbank) van 30 november 2017, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De moeder is op 1 maart 2018 in hoger beroep gekomen van de beschikking van
30 november 2017.
2.2
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
- een journaalbericht van de zijde van de moeder van 3 mei 2018 met bijlagen (producties 3 en 4), ingekomen op 4 mei 2018;
- een faxbericht van de GI van 18 mei 2018;
- een faxbericht van de GI van 22 mei 2018.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 23 mei 2018 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat.
De GI is, met kennisgeving vooraf, niet ter zitting verschenen.

3.De motivering van de beslissing

Ontvankelijkheid
3.1
De moeder is ter zitting in eerste aanleg verschenen, zodat ingevolge het bepaalde in artikel 358 tweede lid van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) het hoger beroep namens haar moet worden ingesteld binnen drie maanden, te rekenen van de dag van de uitspraak op 30 november 2017. Met maanden is bedoeld kalendermaanden. De enige uitzondering hierop is het geval dat de maand waarin de termijn afloopt, niet een dag met hetzelfde nummer kent omdat zij korter is, in welk geval de termijn eindigt op (het einde van) de laatste dag van die maand (vergelijk ECLI:NL:HR:2017:2225).
Gelet op het voorgaande had de moeder uiterlijk op 28 februari 2018 hoger beroep moeten instellen door middel van het indienen van een hoger beroepschrift. Nu het hoger beroepschrift eerst op 1 maart 2018 ter griffie van dit hof is ingekomen, dient de moeder niet-ontvankelijk te worden verklaard in het namens haar ingestelde hoger beroep. De omstandigheid dat de advocaat van de moeder reeds op 27 februari 2018 een zogeheten V1-formulier heeft gedownload, maakt dit niet anders, nu deze handeling niet kan worden aangemerkt als het instellen van hoger beroep.
3.2
Dit leidt tot de volgende beslissing.

4.De beslissing

Het hof:
verklaart de moeder niet-ontvankelijk in haar hoger beroep.
Deze beschikking is gegeven door mw. mr. J.M.C. Louwinger-Rijk, mr. A.V.T. de Bie en mr. P.J.W.M. Sliepenbeek, in tegenwoordigheid van mr. V.A.M. Willemsen als griffier en is op 5 juni 2018 in het openbaar uitgesproken.