ECLI:NL:GHAMS:2018:2140

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 juni 2018
Publicatiedatum
29 juni 2018
Zaaknummer
23-002690-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in strafzaak tegen minderjarige verdachte wegens seksuele handelingen met een 14-jarig meisje

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, een 16-jarige jongen, was beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen met een 14-jarig meisje, hierna aangeduid als [slachtoffer]. De tenlastelegging betrof seksuele handelingen die plaatsvonden tussen 1 juli 2015 en 23 november 2015 in Bodegraven. De verdachte en [slachtoffer] hadden elkaar op straat ontmoet en de verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer] hem vroeg om naar de bosjes te komen, waar de seksuele handelingen plaatsvonden. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd, omdat het tot de conclusie kwam dat de seksuele handelingen niet het ontuchtige karakter hadden dat vereist is voor een veroordeling onder artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht. Het hof overwoog dat de omstandigheden van het geval, waaronder het vrijwillige karakter van de handelingen en het geringe leeftijdsverschil, meebrachten dat de wederrechtelijkheid ontbrak. De getuigenverklaring van [slachtoffer] speelde hierbij een cruciale rol, waarin zij aangaf dat zij niet als slachtoffer voelde en dat de handelingen vrijwillig waren. Het hof sprak de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002690-17
datum uitspraak: 28 juni 2018
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 11 juli 2017 in de strafzaak onder parketnummer 15-760071-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1998,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 14 juni 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2015 tot en met 23 november 2015 te Bodegraven, gemeente Bodegraven-Reeuwijk, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met [slachtoffer], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte en/of zijn medeverdachte(n) zijn/hun penis(sen) in de mond van die [slachtoffer] gebracht/gehouden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.

Vrijspraak

De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Het hof overweegt het volgende.
De toen 16-jarige verdachte is op straat in contact gekomen met een 14-jarig meisje genaamd [slachtoffer]. Zij hebben elkaar enkele malen op straat getroffen, voordat het uiteindelijk tot seksuele handelingen kwam. Volgens de verdachte heeft [slachtoffer] hem gevraagd om mee te komen naar de bosjes en heeft zij hem daar vervolgens gepijpt. Terwijl zij daar samen waren, zijn er vrienden van de verdachte bij hen komen staan en hebben zij om hen heen gesprongen of gedanst. In ieder geval één van de aanwezigen heeft op dat moment een filmpje gemaakt, dat later is rondgestuurd en bij verschillende mensen uit de omgeving van [slachtoffer] en de verdachte bekend is geraakt.
Artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) strekt tot bescherming van jeugdigen tussen de twaalf en zestien jaar tegen het ondergaan van vergaande seksuele handelingen. Jeugdigen in deze leeftijdsgroep worden geacht daartoe in het algemeen onvoldoende in staat te zijn. Onder omstandigheden kan echter het ontuchtige karakter (de wederrechtelijkheid) aan de seksuele handelingen ontbreken. De Hoge Raad heeft in het arrest van 30 maart 2010 (LJN: BK4794) overwogen dat het ontuchtige karakter aan seksuele handelingen bijvoorbeeld kan ontbreken indien die handelingen vrijwillig plaatsvinden en voorts sprake is van een gering leeftijdsverschil.
Het hof is van oordeel dat er in onderhavige strafzaak sprake is van een dergelijke uitzonderlijke situatie en overweegt daartoe in het bijzonder als volgt.
De verdachte werd geconfronteerd met het seksueel wervende gedrag van [slachtoffer], die blijkens verschillende verklaringen in het dossier het initiatief heeft genomen tot het seksueel contact.
Hoewel artikel 245 Sr jeugdige personen ook beschermt tegen verleiding die mede van henzelf kan uitgaan, weegt het hof bij de beoordeling mee hetgeen [slachtoffer] daarover zelf als getuige bij de raadsheer-commissaris heeft verklaard:
“Mijn ouders hebben aangifte gedaan en toen wilde de politie mij ook horen. Ik heb bij de politie toen het spel meegespeeld. Met spel bedoel ik dat ik mijzelf meer in de slachtofferrol plaatste en ik gedwongen was. Ik was wel minderjarig, maar ik was geen slachtoffer. Op uw vraag of ik in die zin ook niet kwetsbaar was op dat moment antwoord ik u dat ik ook niet kwetsbaar was. Ik wilde meewerken en werd niet gedwongen.”
De verdachte was ten tijde van het feit een 16-jarige jongen in de pubertijd en verkeerde dus – evenals [slachtoffer], die niet veel jonger was dan hij – in een kwetsbare en onderzoekende fase in de seksuele ontwikkeling. Uit het dossier komt op geen enkele manier naar voren dat de verdachte het initiatief tot de seksuele handelingen heeft genomen. Wel blijkt dat het contact van beide kanten vrijwillig was.
Ook uit de overige feiten en omstandigheden rondom de seksuele handelingen van de verdachte en [slachtoffer] blijkt onvoldoende dat sprake is van overschrijding van die sociaal-ethische norm door de verdachte, te meer omdat dit gedragingen van anderen waren – zoals het er omheen springen en dansen en filmen – die naar het oordeel van het hof niet in nauwe en bewuste samenwerking met de verdachte hebben plaatsgevonden en de verdachte in die zin ook niet kunnen worden aangerekend.
Anders dan de rechtbank is het hof dan ook van oordeel dat de feiten en omstandigheden die in het dossier worden gerelateerd onvoldoende zijn om tot de conclusie te komen dat de verdachte in dit specifieke geval de grens heeft overschreden van wat sociaal-ethisch aanvaardbaar gedrag is.
De hiervoor genoemde bijzondere omstandigheden tezamen genomen en in onderlinge samenhang bezien brengen het hof tot het oordeel dat in onderhavige strafzaak aan de seksuele handelingen het ontuchtige karakter (de wederrechtelijkheid) ontbreekt, zodat de verdachte van het ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.F.E. Geerlings, mr. F.M.D. Aardema en mr. A.M. Kengen, in tegenwoordigheid van
mr. S.M. Schouten, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
28 juni 2018.
Mr. Aardema is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[…]