ECLI:NL:GHAMS:2018:2139
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in kinderpornozaak na onvoldoende bewijs
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1998, was beschuldigd van het vervaardigen, verspreiden en in bezit hebben van kinderporno. De tenlastelegging betrof seksuele gedragingen waarbij een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt betrokken was. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd, omdat het hof tot de conclusie kwam dat niet wettig en overtuigend was bewezen dat de verdachte daadwerkelijk kinderporno had vervaardigd, verspreid of in bezit had gehad.
Tijdens de zitting op 14 juni 2018 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte. De advocaat-generaal had een voorwaardelijke werkstraf van 20 uren, subsidiair 10 dagen jeugddetentie, met een proeftijd van 2 jaren gevorderd. Het hof oordeelde echter dat het dossier onvoldoende concrete bewijsmiddelen bevatte om de beschuldigingen te onderbouwen. Er waren verklaringen van medeverdachten en getuigen, maar deze waren niet voldoende om de verdachte te veroordelen.
Het hof concludeerde dat er verzuimen waren in het proces-verbaal van bevindingen, met name met betrekking tot de inhoud van de usb-stick die door een getuige was overhandigd. De beelden op deze usb-stick waren niet in overeenstemming met de verklaringen van de getuigen. Hierdoor was het hof van mening dat de verdachte niet kon worden veroordeeld voor de tenlastegelegde feiten. Het hof sprak de verdachte vrij van alle beschuldigingen en vernietigde het eerdere vonnis.