ECLI:NL:GHAMS:2018:2139

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 juni 2018
Publicatiedatum
29 juni 2018
Zaaknummer
23-002593-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in kinderpornozaak na onvoldoende bewijs

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1998, was beschuldigd van het vervaardigen, verspreiden en in bezit hebben van kinderporno. De tenlastelegging betrof seksuele gedragingen waarbij een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt betrokken was. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd, omdat het hof tot de conclusie kwam dat niet wettig en overtuigend was bewezen dat de verdachte daadwerkelijk kinderporno had vervaardigd, verspreid of in bezit had gehad.

Tijdens de zitting op 14 juni 2018 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte. De advocaat-generaal had een voorwaardelijke werkstraf van 20 uren, subsidiair 10 dagen jeugddetentie, met een proeftijd van 2 jaren gevorderd. Het hof oordeelde echter dat het dossier onvoldoende concrete bewijsmiddelen bevatte om de beschuldigingen te onderbouwen. Er waren verklaringen van medeverdachten en getuigen, maar deze waren niet voldoende om de verdachte te veroordelen.

Het hof concludeerde dat er verzuimen waren in het proces-verbaal van bevindingen, met name met betrekking tot de inhoud van de usb-stick die door een getuige was overhandigd. De beelden op deze usb-stick waren niet in overeenstemming met de verklaringen van de getuigen. Hierdoor was het hof van mening dat de verdachte niet kon worden veroordeeld voor de tenlastegelegde feiten. Het hof sprak de verdachte vrij van alle beschuldigingen en vernietigde het eerdere vonnis.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002593-17
datum uitspraak: 28 juni 2018
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 11 juli 2017 in de strafzaak onder parketnummer 15-760073-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1998,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 14 juni 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2015 tot en met 23 november 2015 te Bodegraven, gemeente Bodegraven-Reeuwijk, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal telkens (een) afbeelding(en) en/of (een) gegevensdrager(s) (te weten een telefoon) bevattende (een) afbeelding(en)
- heeft vervaardigd en/of
- heeft verspreid en/of
- in bezit heeft gehad
terwijl op die afbeelding(en) (een) seksuele gedraging(en) zichtbaar is/zijn, waarbij (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken welke voornoemde seksuele gedragingen bestonden uit het brengen/houden van (een) penis(sen) in de mond van [slachtoffer].
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 20 uren, subsidiair 10 dagen jeugddetentie, met een proeftijd van 2 jaren.

Vrijspraak

Het dossier bevat naar het oordeel van het hof onvoldoende concrete bewijsmiddelen ten aanzien van de inhoud van hetgeen door de verdachte zou zijn gefilmd. Het hof overweegt daartoe als volgt.
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft tegenover de politie verklaard dat hij werd gepijpt door [slachtoffer] en dat de verdachte dat heeft gefilmd. Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij een filmpje heeft gezien waarop [slachtoffer] een jongen pijpt. Die jongen zou woonachtig zijn in de Noordstraat, in welke straat blijkens het dossier [medeverdachte 1] woont. Mogelijk heeft [getuige] dus verklaard over een filmpje waarop seksuele handelingen met [medeverdachte 1] zichtbaar waren. Verder heeft [getuige] verklaard dat hij een usb-stick met het filmpje in een envelop aan de politie heeft doen toekomen, waarop de verbalisant opmerkt dat “het goed is aangekomen” (p. 224-225).
Er lijkt echter te zijn verzuimd om in een proces-verbaal van bevindingen te relateren wat er daadwerkelijk op deze van [getuige] afkomstige usb-stick staat. Er is wel gerelateerd ten aanzien van de inhoud van twee andere usb-sticks, maar op beide usb-sticks staat hetzelfde filmpje (p.171). Dit filmpje betreft kennelijk een andere situatie dan waarover door [medeverdachte 1] en [getuige] is verklaard, want hierop is namelijk zichtbaar dat de medeverdachte [medeverdachte 2] wordt gepijpt. De verdachte is ook zichtbaar op deze beelden en daaruit blijkt dat hij niet degene is die dát filmpje heeft gemaakt, zoals de politie kennelijk ook heeft geconcludeerd (p. 111 bovenaan).
Met de raadsman is het hof van oordeel dat derhalve niet wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte daadwerkelijk kinderporno heeft vervaardigd, verspreid of in bezit heeft gehad, zoals aan de verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. Kengen, mr. F.M.D. Aardema en mr. P.F.E. Geerlings, in tegenwoordigheid van
mr. S.M. Schouten, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
28 juni 2018.
Mr. Aardema is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[…]