ECLI:NL:GHAMS:2018:2120

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 juni 2018
Publicatiedatum
27 juni 2018
Zaaknummer
200.220.181/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident tot zekerheidstelling in hoger beroep met betrekking tot proceskosten en schadevergoeding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 26 juni 2018 uitspraak gedaan in een hoger beroep dat was ingesteld door [appellant] tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 8 maart 2017. De zaak betreft een incident tot zekerheidstelling voor proceskosten en schadevergoeding, waarbij Otazu License c.s. vorderden dat [appellant] zekerheid zou stellen voor een bedrag van € 51.432,- aan in hoger beroep te verwachten proceskosten en schadevergoeding, vermeerderd met € 11.724,33 voor de eerste aanleg. Het hof heeft vastgesteld dat [appellant] geen woonplaats of gewone verblijfplaats in Nederland heeft, en dat hij zich beroept op de uitzondering van artikel 224 lid 2 Rv, die stelt dat geen verplichting tot het stellen van zekerheid bestaat indien dit voortvloeit uit een verdrag of EG-verordening. Het hof heeft geoordeeld dat zowel het Vriendschapsverdrag tussen de VS en Nederland als het Rechtsvorderingsverdrag van toepassing zijn, waardoor [appellant] vrijgesteld is van het stellen van zekerheid voor proceskosten in Nederland. De incidentele vordering tot zekerheidstelling van Otazu License c.s. is afgewezen, en de zaak is verwezen naar de rol voor het nemen van een memorie van antwoord door Otazu License c.s. De beslissing over de proceskosten van het incident is aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak.

Uitspraak

arrest
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.220.181/01
zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam : C/13/589826 / HA ZA 15-600
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 26 juni 2018
inzake
[appellant],
volgens de appeldagvaarding wonend te [woonplaats], Verenigde Staten van Amerika,
appellant in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat: mr. W.W.H. Timmermans te Arnhem,
tegen:

1.de vennootschap naar buitenlands recht OTAZU LICENSE LTD.,

gevestigd te Heywood House, South Hill, Anguilla,
advocaat: mr. L. Oosting te Amsterdam,
2.
OTZ B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
advocaat: mr. A.J. Gieske te Amsterdam,
3.
[geïntimeerde 3],
wonend te [woonplaats],
advocaat: mr. L. Oosting te Amsterdam,
4.
[geïntimeerde 4],
wonend te [woonplaats],
advocaat: mr. A.J. Gieske te Amsterdam,
geïntimeerden in de hoofdzaak,
eisers in het incident.
Partijen worden hierna [appellant] en Otazu License c.s. genoemd.

1.Het geding in hoger beroep

[appellant] is bij dagvaarding van 8 juni 2017 in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 8 maart 2017 dat onder bovengenoemd
zaak-/rolnummer is gewezen tussen [appellant] als eiser in conventie, verweerder in reconventie, en Otazu License c.s. als gedaagden in conventie, eisers in reconventie.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven van [appellant], met producties;
- incidentele memorie tot zekerheidstelling voor de proceskosten ex artikel 224 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) van Otazu License c.s., met producties;
- incidentele conclusie van antwoord van [appellant], met producties;
- antwoordakte in het incident van Otazu License c.s., met producties;
- antwoordakte van [appellant], met producties;
- akte houdende producties in het incident en de hoofdzaak van Otazu License c.s.;
- akte uitlating producties van [appellant];
- akte uitlating producties van Otazu License c.s.
Vervolgens is arrest gevraagd in het incident.
Otazu License c.s. hebben incidenteel gevorderd dat het hof [appellant] zal bevelen zekerheid te stellen voor een bedrag van € 51.432,- aan in hoger beroep te verwachten proceskosten en schadevergoeding, vermeerderd met € 11.724,33 voor de eerste aanleg, althans voor een bedrag dat het hof juist zal achten. Zij eisen een genoegzame zekerheidstelling bestaand uit een “(i) bij verkrijging van een voor tenuitvoerlegging vatbaar arrest houdende een veroordeling van [appellant] in de proceskosten en schade (ii) tot na afloop van de procedure onmiddellijk af te roepen, (iii) onherroepelijke, afroepgarantie van een (iv) gerenommeerde Nederlandse bank onder de verder gebruikelijke voorwaarden”, binnen een termijn van twee weken na arrest in dit incident.
[appellant] heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van Otazu License c.s. in hun incidentele vordering, althans tot afwijzing van die vordering, met veroordeling - uitvoerbaar bij voorraad - van Otazu License c.s. in de kosten van het incident.

2.Beoordeling

in het incident
2.1.
Op grond van artikel 224 lid 1 Rv dient degene die, zonder woonplaats of gewone verblijfplaats in Nederland, bij een Nederlandse rechter een vordering instelt op vordering van de wederpartij zekerheid te stellen voor de proceskosten en de schadevergoeding tot betaling waarvan hij in die procedure veroordeeld zou kunnen worden, tenzij een van de in artikel 224 lid 2 Rv genoemde uitzonderingen van toepassing is.
2.2.
Ter onderbouwing van hun incidentele vordering tot zekerheid hebben Otazu License c.s. aangevoerd dat - kort gezegd - [appellant] sinds 2012 over een
permanent resident card(een zogenaamde green card) voor de Verenigde Staten van Amerika (hierna: de VS) beschikt, in deze procedure en in publieke uitlatingen bij herhaling te kennen heeft gegeven dat hij in [woonplaats] woont en (dus) geen woonplaats of gewone verblijfplaats in Nederland heeft, dat geen van de in artikel 224 lid 2 Rv genoemde uitzonderingen zich voordoet en dat [appellant], ondanks herhaald verzoek en beslag, de kostenveroordeling in eerste aanleg niet heeft voldaan.
2.3.
[appellant] heeft (onder meer) een beroep gedaan op de uitzondering van artikel 224 lid 2 aanhef en onder a Rv dat geen verplichting tot het stellen van zekerheid bestaat, indien dit voortvloeit uit een verdrag of EG-verordening. Daartoe heeft hij aangevoerd en met bescheiden onderbouwd dat artikel 17 van het Verdrag betreffende de burgerlijke rechtsvordering van 1 maart 1954 (Haags Rechtsvorderingsverdrag 1954, Trb. 1954, 40: hierna: het Rechtsvorderingsverdrag) in dit geval van toepassing is, omdat hij de Argentijnse nationaliteit bezit en thans in [woonplaats], Argentinië, woont.
2.4.
Artikel 353 lid 2 Rv bepaalt onder meer dat de oorspronkelijke gedaagde, eiser wordende in hoger beroep, niet gehouden is tot het stellen van de in artikel 224 Rv bedoelde zekerheid. In eerste aanleg waren Otazu License c.s. niet alleen gedaagden in conventie maar ook eisers in reconventie en was [appellant] niet alleen eiser in conventie maar ook verweerder in reconventie. Blijkens de appeldagvaarding en de memorie van grieven heeft het appel van [appellant] mede betrekking op de (gedeeltelijke) toewijzing door de rechtbank van de vordering in reconventie. Het hof zal de incidentele vordering dan ook reeds op grond van artikel 353 lid 2 Rv afwijzen voor zover het appel betrekking heeft op de oorspronkelijke reconventie. Over de gevorderde zekerheidstelling wat betreft het appel ten aanzien van de conventie (en ten aanzien van de reconventie als extra argument) overweegt het hof het volgende.
2.5.
Het hof stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat [appellant] geen woonplaats of gewone verblijfplaats in Nederland heeft. Partijen verschillen van mening over het antwoord op de vraag waar [appellant] thans (wél) woont. Uit de stellingen van partijen volgt dat de huidige woonplaats van [appellant] ofwel in de VS (stelling van Otazu License c.s.) ofwel in Argentinië (stelling van [appellant]) is. In welke van deze twee landen hij daadwerkelijk woont kan evenwel het midden blijven, want in beide gevallen is er een verdrag van toepassing waaruit voortvloeit dat [appellant] in Nederland niet verplicht is tot het stellen van zekerheid voor (proces)kosten.
2.6.
De VS heeft op 27 maart 1956 met Nederland het Verdrag van vriendschap, handel en scheepvaart (Trb. 1956, 40) gesloten (hierna: het Vriendschapsverdrag). Artikel V lid 1 van het Vriendschapsverdrag luidt als volgt:
“1. Onderdanen en vennootschappen van de ene Partij zullen binnen het grondgebied van de andere Partij nationale behandeling genieten met betrekking tot het recht zich in elke aanleg te wenden tot de gewone rechter, administratieve scheidsgerechten en instanties, zowel ter verkrijging als ter verdediging van hun recht. Het is wel verstaan, dat vennootschappen van de ene Partij, welke niet werkzaam zijn binnen het grondgebied van de andere Partij, hetzelfde recht zullen hebben, zonder dat inschrijving of vestiging zal zijn vereist.”
Artikel 5 van het bij het Vriendschapsverdrag behorende protocol luidt als volgt:
“5. Het recht bedoeld in artikel V, lid 1, omvat onder meer het recht op rechtskundige bijstand, op kosteloos procederen en op vrijstelling van het storten van een waarborgsom voor de kosten.”
2.7.
In het geval dat [appellant] in de VS woonachtig is, vloeit uit artikel V lid 1 van het Vriendschapsverdrag in verbinding met artikel 5 van het bij dit verdrag behorend protocol voort dat - anders dan Otazu License c.s. hebben betoogd - [appellant] als onderdaan van de VS in de zin van het Vriendschapsverdrag vrijgesteld zal zijn van het stellen van zekerheid voor (proces)kosten in Nederland.
2.8.
Zowel Argentinië als Nederland is partij bij het Rechtsvorderingsverdrag. Artikel 17 lid 1 van dit verdrag luidt als volgt:
“Geen zekerheidstelling of dépôt, onder welke benaming ook, kan op grond hetzij van hun hoedanigheid van vreemdelingen, hetzij van gemis van domicilie of verblijfplaats in het land, worden opgelegd aan de onderdanen van een der verdragsluitende Staten, die in een dier Staten hun domicilie hebben, wanneer zij als eiseres of tussenkomende partij voor de rechtbanken van een andere dier Staten optreden.”
2.9.
Uit dit artikel vloeit voort dat [appellant] in het geval dat hij in Argentinië woonachtig is vrijgesteld zal zijn van het stellen van zekerheid voor (proces)kosten in Nederland. Behalve dat [appellant] als Argentijn - tussen partijen is niet in geschil dat hij de Argentijnse nationaliteit heeft - onderdaan van Argentinië in de zin van het Rechtsvorderingsverdrag is, heeft hij dan immers ook domicilie in die staat.
2.10.
Op grond van het voorgaande komt het hof tot de conclusie dat [appellant] zich terecht beroept op de uitzondering van artikel 224 lid 2 aanhef en sub a Rv. De incidentele vordering tot zekerheidstelling van Otazu License c.s. zal derhalve ook wat betreft het appel ten aanzien van de oorspronkelijke conventie worden afgewezen. Bij deze stand van zaken behoeft het beroep van [appellant] op de uitzondering van artikel 224 lid 2 aanhef en sub c Rv geen bespreking.
2.11.
Otazu License c.s. zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, bij het eindarrest in de hoofdzaak worden veroordeeld in de kosten van dit incident.
in de hoofdzaak
2.12.
De hoofdzaak zal naar de rol worden verwezen voor het nemen van een memorie van antwoord door Otazu License c.s.

3.Beslissing

Het hof:
in het incident
wijst de vordering af;
houdt de beslissing over de proceskosten van dit incident aan tot het eindarrest in de hoofdzaak;
in de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de rol van 7 augustus 2018 voor het nemen van een memorie van antwoord door Otazu License c.s.;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.J.M. Smit, C.C. Meijer en E.K. Veldhuijzen van Zanten en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 26 juni 2018.